Notities persoon | Op 1-4-1760 speelt er een rechtszaak tussen Jan Berends Hoff en zijn vrouw, -in de stukken een paar keer ten onrechte Jenneken genoemd- contra de vader van "Jenneken", Hendrik Hendriks Bramer (inv.nr 3094 Archief Huize Almelo). De ruzie gaat over de boedelscheiding n.a.v. het overlijden van de moeder van Fennigjen Bramer, in de processtukken Hendrickjen Hendriks genoemd (bij de dopen van haar kinderen en bij de volkstelling in 1748 wordt ze overigens met de achternaam Engberts aangeduid). Het gaat om de opbrengst van in 1759 verkocht meubilair aan twee andere zusters van Fenneken, te weten Hendrina en Hendrikjen Bramer, ter waarde van 800 gulden. De rechtzaak handelt om de aanspraak op het legitieme erfdeel voor de 4 dochters (ook Aaltje Hendriks wordt in de kwestie nog genoemd als dochter). Hendrik had al wel een deel van het geld uitgekeerd aan z´n dochters, echter een deel van de opbrengst van de verkoop van het meubilair had hij in eigen zak gestoken, stellende dat Fennigje bij haar trouwen reeds 200 gulden had meegekregen. Echter dit bedrag was niet door Hendrik Bramer aan zijn dochter Fenneken ten huwelijk meegegeven, maar door de grootmoeder van Fenneken, in de stukken genoemd Hermtjen Hendriks, genoemd de schoonmoeder van Hendrik Hendriks Bramer (overigens ook 2 x Hermtjen Herms genoemd in de stukken] 200 gulden hadden ontvangen, welk bedrag Hendrik Bramer had gekort op het erfdeel van zijn kinderen. Het is een ingewikkelde kwestie, maar het komt er uiteindelijk op neer dat Hendrik zijn kinderen alsnog 1/4 deel van 150 gulden verschuldigd is (=fl.37,50). En mooi is natuurlijk dat in de zaak de grootmoeder van de kinderen wordt genoemd. |
|