|
Geslacht | Man |
Leeftijd | 62 jaar | |
Geboren | 15-9-1771 | te | Vriezenveen |
Overleden | 30-1-1834 | te | Vriezenveen |
|
|
Kerkelijk huwelijk |
23-11-1794 |
te |
Vriezenveen |
|
met | Frederika Alberts |
| Gedoopt | 9-12-1770 |
| Overleden | 18-8-1837 |
Notities | de huwelijksregistratie luidt als volgt: "Willem Bramer Z. van Hendrik Bramer en Anna Hartog J.M. en Frederijka Alberts D. van Albert Gerrits en Hendrikjen Janzen". Er vindt ook een ondertrouwregistratie te Almelo plaats op 24 oktober 1794: 24 Oct 1794; 10 Nov 1794; met att. naar Vriezenveen; Willem; Bramer; te Vriezenveen; Hendrik; Bramer; Johanna; Hartog; Frederika Alberts; geb Vriezenveen, won Almelo; Albert Gerrits; ; Hendrikjen Janssen; bron: Afina Broekman. Kennelijk was Fredrika ten tijde van haar huwelijk dienstmeid te Almelo. |
|
|
Notities persoon | wever (volkstelling 1795) en landbouwer oa bij overlijden (1834). Bewoonde later het Gjöttenspil, de boerderij, gelegen aan het Westeinde 144 huidige nummering (Bron: Ken uw dorp en heb het lief, blz. 188). Bewoonde deze boederij zelf. Deze had in 1832 een gemiddelde huurwaarde van 15 gulden (zie mijn scriptie). Viel daarmee in belastingklasse 6. verklaart bij de geboorte van zoon Johannes in 1812 het schrijven niet machtig te zijn. Ook bij het huwelijk van dochter Hendrijka te Almelo in 1820 verklaren de vader en de moeder van de bruid niet te kunnen schrijven. Aanvankelijk had Willem, die volgens de volkstelling van 1795 wever was, een stukje oostelijker op het Westeinde gewoond. In 1808 in het kohier van de personele quotisatie staat hij vermeld op de locatie, waar zijn vader bij de volkstelling van 1795 nog vermeld stond. Het lijkt er op dat zijn vader toen overleden was en hij het vaderlijke erf betrokken heeft. Zijn besteedbaar inkomen is niet erg hoog te noemen. Dit wordt in 1808 lager geschat dan 50 gulden en dat was het inkomen dat ook een boerenarbeider of een dienstbode genoot (bron: quotisatiekohier 1808). Later zal hij het pand geerfd hebben van zijn ongehuwde tante Trijntje Bramer die het "Gjöttenerf" bewoonde. Hij zal toen qua inkomen een wat betere positie hebben verworven, hoewel ook Trijntje volgens het kohier op de personele quotisatie van 1808 niet echt hoog scoorde wat inkomen betreft. Haar inkomen werd geschat op 50 tot 75 gulden.
Inderdaad wordt dit bevestigd met de volgende archiefvondst: 21 febr 1801 testeert: Trientjen Bramer met als momber Wigger Jansen verklaart dat haar universele erfgenaam is haar neef Willem Bramer die uit de boedel dient uit te keren aan haar neef Barttus Bramer de som van 50 gulden, haar nicht Hermina Bramer en aan de diakenen van de Gereformeerde Gemeente van Vriezenveen 25 guldens (bron: archief schoutambt Vriezenveen, inv. nr. 2681). | Notities geboorte | gedoopt als Willem zv Hendrik Bramer en Anna Bramer | Notities overlijden | heet bij overlijden de zoon te zijn van Hendrik Bramer en Annigje Hartog. |
|