| Notities persoon | In 1666 voor het eerst in het boterpachtregister genoemd. Heeft het erf overgenomen van Jonge Jan Frericks (schoonvader?) Heeft dan 6 1/2 akker land gelegen aan het Oosteinde (vermoedelijk huidige nummering 266). Zijn zoon Gerrit staat in 1696 als de eigenaar van het goed genoemd.
In het boterpachtregister van 1668 staat nog vermeld , hier komt bij 1/2 akker van Ooster Jan Luickens.
In het boterpachtregister van o.a. 1659 wordt aan het Oosteinde ook nog Jan Jansen Broer genoemd.
In het rekeningoverzicht van het kerspel Vriezenveen van 1674 staat vermeld dat Jan Jansen Broertien en Jan Jansen Paeschen op 3 december 1674 hebben "opgebeurt" twee delen verpondinge ten bedrage van 1406 gulden (bron: AHA inv.nr. 2734). Dit betekent dat Jan Broertjen een functie gehad zal hebben in het kerspelbestuur van Vriezenveen, ze worden hier beursluiden genoemd. Mogelijk hadden ze ook een functie als kerkmeester of sestiene. Ook later dat jaar komen ze nog diverse keren voor en zijn verantwoordelijk voor grote bedragen.
30 oktober, 12 november 1688 is er een kwestie tussen Jan Jansen Broertjen en Derk Spijker over turf. Jan beschuldigde Derk ervan dat hij meer turf had gehaald dan hem toekwam (bron: AHA inv. nr. 3240 foto 021, 022).
In het boterpachtregister van 1687 staat bij de boterpacht van Jan Jansen Broertjen "dit in minderinge van het gekofte peert gevalideert als mede van Hend. Broeneman hier beneden ad. 8-5-" (= 8 gulden en 5 stuivers). In het register over het jaar 1688 staat vermeld: "1689 den 21 octob: gevalideert in minderinge van het restant van het geleverde peert f 5-17-" (= 5 gulden en 17 stuivers). In 1693 is de naam van Jan door gekrast en staat er Gerrit Jansen Broertjen vermeld, ongetwijfeld de zoon van Jan Jansen Broertjen.
De zaak is ook traceerbaar in de rentmeesterboeken van Huize Almelo over het boekjaar 1686:
"den 8 dito [oktob. 1687] an Jan Jansen Broertjen op het gecoghte peert betaelt an gelt 25-gl. in het Register van de Booter gevalideert 6 gl. 12 st L.Q.No. 34 te samen f 31-12"(bron: AHA inv. nr. 975, foto 3511).
De koop van een paard door de Heer van Almelo van Jan Jansen Broertjen is ook traceerbaar in AHA inv. nr. 1268. De aankoop van het paard dateert van 8 oktober 1687 en het aankoopbedrag was 50 daalders, ofwel 75 gulden. Er werd een eerste aanbetaling van 25 gulden gedaan en de boterpacht van 1687 werd op de schuld van de Heer van Rechteren in mindering gebracht, waardoor nog een schuld van 43 guldens en 8 stuivers resteerde. In dit archiefstuk eveneens een restantnota van 43 gulden en 8 stuivers uit 1687 met de handtekening van Jan Jansen Broertjen (notanummer 111). De betaling van dit bedrag vond plaats op 22 december 1691.
Op 21 oktober 1689 wordt 8 gulden en 6 1/2 stuiver ter betaling van de boterpacht van Hendrik Broeneman, de schoolmeester en Jan Jansen Broertjen gevalideerd op de restschuld van de Heer van Almelo inzake de aankoop van het paard. Van de restschuld van 35 gulden en 3 suivers, resteert daardoor nog 26 gulden en 16 stuivers (bron: AHA inv.nr. 985 foto 1519). Op 22-12-1691 wordt deze restantschuld betaald (bron: AHA inv. nr.1002 foto 1772). Wellicht waren de schoolmeester en Hendrik Broeneman zwagers van Jan Jansen Broertjen.
Jan Jansen Broertjen (Broertien) moet een persoon met enig gezag zijn geweest. In 1674 was hij betrokken bij de inning van de verponding in Vriezenveen (AHA inv. nr. 2734).
In 1688 (12 september) hebben Jan Jansen Broertjen en Derck Spijker ruzie met elkaar gehad, waarbij Jan Broertjen zou hebben gezegd dat hij meer turf had meegnomen dan hem toekwam. Hiervan deed Jan Berents Brouwer verslag tegenover de schout Lucas Harms (AHA inv. nr.3240).
Jan Jansen Broertjen pachtte samen met Berent Berckhoff het zogenaamde Superplus van de Heer van Almelo. oa 1687, 1688, 1689 en 1691 ieders voor de helft. Turf dat gestoken werd moest van elke 5 garven 2 voor Huize Almelo afgeleverd worden (bron: AHA inv. nr. 975 |
|
