Notities persoon | burgemeester van Oldenzaal (oa 1590-1591, 1601-1601) bron Stadgericht Oldenzaal inv. nr. 29, 39.
eigenaar van het Huis Essche (ook wel Oedinghof) gelegen in Velthuisen in het graafschap Bentheim (bron: Ladgericht Oldenzaal inv. nr. 5 fiche 1, transcriptie Twents streekarchief)
-13-11-1596 Everdt van Delden als man unnd Mombar sijner huijsfrouwe Margareten Lansinck pendet Roloff Bijtter Renthemeister, Johan Schulten, unnd Berndtken Huijskens voer bijnnen jaers verschennene pacht bron Stadgericht Oldenzaal inv. nr.35
-6-7-1605 Everdt van Delden vertoendt onder die handt vann Johann van Tongeren de dato den vierden februarij lestleden dat hij Everdt van Delden nicht mehr als elff daller van Werninck toe Vaelthe ontfangen, nicht tegenstaende die prothocollante teten? sub spe numerandae pecuniae te voeren gepassiert, protestiert derwegen alnoch, dat die quitantie, van die lest verschennene rente, denselven Werninck neffens twee voerigen jaeren quitantie ennichsinß gegeven den doechdelicken achterstandt van unbetaelden renten der voeriger jaeren nicht deeden sollen, van welcken achterstant hie Delden sijn actie durch drie voergemelte quitantien ungecassiert ten vollen vorbeholdet omme betaelinge offte bewijs van betalinge daer vann gewerdich te sijn aver sulcx expressi protestierende -13-07-1605 (folio 129) Everdt van Delden exhibiert sijn anspraecke tegens und op Johann Werninck beclachten Beclachter Werninck voer sijn persoen und voer sijn interesse und wieders nicht, daer vann expressam protestierende versocht copiam et terminum v q? ad primam juridicam post eoidij, salvis quibuscunus? exceptionibus -Anno 1610 den 14 Julij Richter Lubbert van Rensen Cornoten Paulus Colditz Johan Hampsinck Erschennen Goris van Delden, van weegen sijner vader, sijnes swagers Willem Hampsinck, Quickel Alberts soen, woonende in de Lutta, op Arlingh, voer 12 daeler volkoemene verkenninghe, ende alsoe hie angeeischet, ende niet erschennen is hie concumaciter verwonnen -8-9-1610 (folio 223) Henricus de Haen ende Evert van Delden neemen aen nae gedaene gerichtlicke operleggunghe die lest arte uuith den prothocolle van den gerichte van Oldenzael tegens der Ubbenkotte in Vaelte, tot versterckinge sijn doergaende recht, alhier int gerichte in te brengen, versoecken durch krafft van dien het groete pfandt und so noedich sijn schultboeck met solemnelen eede te verificieren -15-09-1610 (folio 224) Uuith naemen van Jacco van Ubbenkotte erschennen avermits sijn impotentie die huijsfrouw desselven geassistiert mit Livertinck? Meerten overlechtt gerichtlicken bewijs vann betaelinge tegens die gedaene pantvorderung van 225 van Evert van Delden, sustinierende tegens het praetense contumaciam verwijn, deur? die stadt Oldenzael gegeven, dat sij luijden om verbott hoerer aneischent, daerselffst int gerichte niet hebben derven compareren, also op justi motur van die contumacia voer unschuldich als unverdedicht verbleven behoert erholden toe worden, allegerende in den fall totum titulum fl quod delo ter? mocu? {?} tot dem referiert sich beclaegde ad titulum uria? rigorationis tit. van eeindinge, waerinne expresselick gestatuiertt dat oere schulden pandtbaer sijnnen als die daerselvest specificiert und die bekant worden Meerten vorg. doet daer eenige pandunge gevordertt worde op pantbare schulden daer tegens betaelinge mach erwesen worden also den beclaegde aen Evert van Deldens voerdochter gehaelt hefft die als voer vordien t’geene inder eehe mit Brummer van Weerden gewest is, moet ommers beclaegde met eenen betaelinge vrij sijn, versocht daeromme vanden erb. gerichte (: erbiedende sich meede der clegeren toe rechte te staen :) dat die pandinge geschorttet moege worden avermits men sich toe rechte gebiett bes ter tijtt deese schult duer ordel und sententie waermeede men vermeintlick verklaert wordt staende gemaeckt Erschijnt Evert van Delden geassistiert mit Henrico de Haen persistiert bij sijn voergaende doergaende recht blijckende bij die acten, deesen gerichte alnu gepraesentiert versoeckt derwegen dat den volgende een E. gerichte sijne jungst gedaene 226 gedaene praesentatie krafft operlegginghe deeses gerichts sijns Deldens laet tot verificatie sijner duchtiger schultforderinge als onbetaeldtt mach gestaedet werden Ende dat den gerichte op die frivole ende onbestendige bewesene brieff van eenen Brummer geschreven sal gelieven te letten ende hem pande laeten folgen, waermede Ubbenkotte vermeintlick voerhebbent den clegeren Evert van Delden sijn duchtighe schuldt te annulieren; maeckende eisch van onnoedige ende averfloedige onkosten 58 Ubbenkotte persistiert bij het voerige, secht tot dem rechtens dat die sich selffst tot den Eedt erbindet ahre oirsaecke de jura verworven worde, und dat den Eedt a coepmansboecke? (: waerinne schulden ende uuithschulden verteeckent :) plaetze hebbe und und niet tot private schultboecke getoegen kan worden, doende meede eisch van kosten gedaen ende noch te doen Het gerichte nimpt deese saecke in advijs omme opt kosten van partijen sich hier op t’beleren
Bron: Twents tstreekarchief Transcripties/Landgericht Oldenzaal inventaris 5 fiche 2
sept. 1610 (folio 274) Henricus de Haen wegen Evert van Delden exhibiert seeckere stucken van anspraecke, item Ubbenkatten antwoert noch replick van Evertt van Delden mit twie bijgefuegde documenten mit A und B genotiert, versoeckende an den gerichte dat beclachte Ubbenkatten sal? operlacht worden stante pede in juris? verclaeringe te doen, offte hie mit ingebrachte stucken will concludieren, offt dat anders? t’gerichte hem nae lantrechte terminum ad duplicandum sall praefigieren Ubbenkottster begeert 14 dagen om sich t’beraeden offt sie will concludieren offt duplicieren -8-12-1610 (folio 291) Erschijnt Evert van Delden in eigener persoin mit Henrico de Haen indienende seeckere geextrahierde anspraecke in dato den 20 Martij 1610, tegen Jacob ten Ubbenkotte, inholdende die summa van soeven und twintich daller bereckende schult deßmaels in judicio vertoent vermoegens authenticke extract uuittet schultboeck mit litera A genotiert hem Evertt van Delden competierende kracht seeckere hijlicxvoerwaerden, mit B genotiert mit Margaretha Lansings zal. ten heyraet bekommen, gelijck toe sijn uuith het extract, van de jaerlixe inkommende renten, under anderen aen Evert van Delden ten houwelicke gebracht und mit A. 2/ genotiert, Meede is hij Evert van Delden alle sodaene acten, voer den gerichte van Oldenzeel belangende sijn bekommen verwijn ten cause van deesen, als ock die acten van de versochte pandinge voer deesen gerichte krafft voergaenden verwijn geintentiert, alles in conformiteit van de interlocutoir sententie, op Evert van Deldens versochte pandinge ergangen dat dieselve bij deese anspraecke t’samen gearrestiert und int sluijten van den processe t’samptlick avergesonden moegen worden Maeckende eisch van kosten, voer deesen gedaen und noch toe doen Erschenen Evert van Delden constituiertt und maeckt mechtich Henricum de Haen om in sijnen naemen deese saecke ten einde uuith te vertreden vertreden und beforderen tegens Jacob ten Ubbenkotte und alle terminen van lantrechte toe observieren, und alles t’doen und laeten, wes constituantt selffst persons wesende doen und laeten mochte, cum caetonis? clausulis debitis et conjuctis Die huijsfrouw van Jacob ten Ubbenkotte begeert copiam und 14 dagen ad contradicandum? -martiini 1611 (folio 293) Schrifflich acte Jacobs ten Ubbenkotte contra Evert van Delden ingedient -12-1-1611 (folio 304) Antwoort Jacobs ten Ubbenkotte ingebracht tegens Evert van Delden Henricus de Haen volmechtiger versocht copie und 14 dage und in fal der noet 3 weecken -19-1-1611 (folio 311) Erschenen Henricus de Haen und Evert van Delden in persoen, und hefft ten versuecke van partijen gerichtlick t’underpande gestelt, een stucke landts genoempt die Hoerne gelegen aen den Pagenkerckhoff und voerts sijn huijs und hoff binnen Oldenzel gelegen, om in gefalle van succumbentie sich bij Jacob ten Ubbenkatte daeraen wegen het gewijsde te verhaelen, submittierende dieselve underpande deesen E. gerichte ten fijne voerschr. -23-2-1611 (folio 337) Duplica Jacobs ten Ubbenkotte ingebracht tegens Evert van Delden, daermeede partijen ten beijden zijden gesloeten Bron: Twents tstreekarchief Transcripties/Landgericht Oldenzaal inventaris 5 fiche 3
Wordt genoemd in het Judiciaalboek van Oldenzaal 4-3-1617. "Otto van Hallen, Burgermeister tho Oetmersz. als vulmachtiger des W. Heere Christophers va Leijdebuer, pastor tho Almelo, wegens sijner huiszfrouwen Aeltgen, comparanten voor sijch und medde voer Andreas Barthelsz. und Engele van Delden sijne huiszfr. warrvor hie sich medde gefast maeckende und de rato caverende als Erffgenhame van zalig. Everdt van Delden, in de rest van de akte genoemd "haeren vader en Bestevaeder". Ds. Christoffel Ledeboer was volgens bovengenoemde akte getrouwd voor 4-3-1617 met Aeltgen van Delden. (Bron Nederlandse Leeuw 1929).
-13-06-1626 Joannes Hampßinck versocht contumacie tegens die erffg van zaligen Everdt van Delden nha drijer gedaene ahneeschinge Gerrit Hollinck verkofft Johan Roeße haell tho guider reeck koper qui supra et reßt -04-07-1622 Erschennen Otto van Hellen, in namen van die erffgenamen wilen Evertz van Delden, unnd exhibeert duplicam contra Joannem Hampsinck, met versoeck dat daermede het process na luidt des landtrechtens bij Winhoff part 4. Art: 15. geregistreert moge gesloeten werden, sunderlinge dewile beclaegede bij duplicq. geene documenten inbrengen. Hampsinck versocht copiam ende tidt van 14 dage Erschindt Adriaan Hampsinck in namen siner moder, ende -Decima Octava Julij 1622 Joannies Hampßinck versocht alnoch prolongatie up hett inbrengent van die erffg van zaliger Evert van Delden jungstlich gedaen, den tijdtlanck van 14 daghen avermits hie dorch sijnen advocaten van sijn tegenberigt ijnthodienen verhijndert wordt Junge Geerdt Eilers begert dat eerste gebodt up Henrick Gerritß -26-07-1622 (folio 24 uo). Erschennen Thomas Spangemacher volmechtiger des Er: ende ?? Gerrit Koeckerinck, unnd spreckt an qualitate qua Mr van Hellen als volmechtigher der nagelatenen erffgenamen van zal: Evert van Delden voer betalinge ende vuldoeninge van Eenendertich Ricx dalers halve calculo dewelcke penningen comparants gunstige principael am zal: Merten van Delden gerorten Everts sonne, tidt sins levendes guidtlich voergestrecket hebbe, warvan die reckening den volmachtigher hirbeforens ?? is avergegeven, concluderen als comparant nomine quo sup. dat gerorte volmechtigher Mr Otto tot prompte betalinge der voors. penningen vua? cum geste?? moge heholden worden, unnd verner dat die voors penningen so borgermeisteren Gronhaer noch onder sick is hebbende, ende comparant na stadtrechte in arresten geven hefft, unnd den voors erffgh. toebehorende, gerelaxeert worden eer en beforens comparants principael dit voorß ten genoge? vuldoen ende gecontenteert zij Mit eijsch van kosten Mr Otto van Hellen versocht copiam ende tijdt bes tot den eersten rechtdagh post ezidij? -5-9-1622 Ahm vijffden Septembris Peter Janß Johan Helmichs Borgermeisteren Erscheint Thomas Spangemacher vulmechtiger Gerrits Kerckerinck unnd versocht datt Otto van Hellen als mombar der erff. unnd vulmechtiger der erffg. van zaliger Everdt van Delden in termino prefixo nag angeeschet werden umb up gedaene ahnspraecke ante? ?? -?? sijn ?? , ende bij faulte vann comparitie versocht comparant qualitate qua contumaciam ende vuldoninge der eisch ende conclusie bij der ahnspraecke genhommen Hierentegens heefft Otto van Hellen ahm selvigen dage sijn ?? gegeven Otto van Hellen unnd Trude van Delden als Erffg unnd ?? vulmechtig derselven staen ende verwachten hett iegenbericht vann Johan Hampß up haer ijngebrachte ahm 4den jungstaffgelopenen juli schrijvent Infall van gien comparitie versoecken contumacie, dewelche hem /: dewile hie nicht gecompareert nha drijer ahneschinge oick nha verwittgen Geerdes ter Westricks :/ vergundt ijs Hisce{?} gerichtes is erschennen Joes Hampsinck verthonende sijn triplick seggende tselve minderen{?} ende huiden mett achte dage t’ willen ijndienen, woermedde partijen fredich -16-09-1622 28uo Erschennen Lambert Gronhaer Borgermeister unnd secht dewile die erffgenamen van zal: Evert van Delden geboerlichen termin niet hebben gerespiciert sunder contumaciter uth gebleven unnd dewil den vorgs Lambert Gronhaer doemals sin andtwordt well geexhibeert holt datselve pro non exhibito, edoch persisteert{?} t’selve als in{?} salva refusione expensas istins hiei{?} in poenam non comparentio t’willen exhiberen mits dien nochtans dat voorß Otto van Hellen wegen den erffg: voorss ten eersten cautie stelle de iudicio sisti et indicatam salvi et pro expensis, ende widers voer alle praetensien als cuistie{?} ende als sunsten, ter cause dat voors erffgh: alhir nicht meer geervet offte gegudet. Seggende sulcx rechtens te sin ende tot kentenisse stellende, Otto van Hellen versocht copiam wegen der erffg van zaliger Evert van Delden versocht copiam ende tidt van 14 dage ter noeth seß wecken Avermitz Otto van Hellen verworpenen 12 7bris alhier erschennen in namen der erffgh wijlen Evert van Delden tho resgucieren{?} den termin contra Borgh. Gronhaer als oick Jan Hampsinck maer in sin inkomen die H. Borgemeisteren van den anderen goth? inden gewest, in maten{?} Otto voorß noch {??} Peter Janßen, ende den Secretarium der saecken halven angesprocken, so compareert dieselve averen als moram siqua e..te purgeren ende versocht in beiden sacken hem togelaten moege werden tidt van achte dage, ther tegenhandelinge Die versochte tijdt wordt vergundt. -11-10-1622 Erschennen Otto van Hellen als vulmechtigher der erffgh. wilen Jan ende Merten van Delden derwelcken hie als mumbaer assistiert, vertoenende seckern citatie soe Hermannen Hilbertinck weduwen van zal: Tonnis van Delden geinsinuiert omme op huiden haere actie soe sie vermienden tegens comparanten, oder opt hues an Borgermeisters Gronhaer verkoft tho hebben, alhir tho preponeren dewile dan deselve nae stadt rechte angeeschet nicht erschindt noch iemandt derenthalven, soe versoecken comparanten, der weduwen voorß ende haeren kinderen een ewighen stille swigen an tho binden, mit eisch van kosten Die huisfrouwe van Hermannen Heicker doet het anderde gebot op Berent ter Hoffstede Smidt ende Bertholdt ter Westrick Lambert ter Gronhaer wordt alnoch den tidt van achte dage vergundt tegens Otto van Hellen volmachtigher der Erffgh. van Jan Evert van Delden -11-10-1622 (folio 34) Op het dictaat van Otto van Hellen huiden gedaen, erschindt Hermen Hilberinck, weduwe van zaligh: Tonnis van Delden ende versocht copiam ende tidt van dree weecken Hirentegens secht Otto van Hellen ende consorten, dat tegendeel gecitiert sij tegens huiden haare actie t’instituieren als expresselick mede brengt de tenoer der citatien daervan sie copie geholden alsoe deselve lange genoegh tho voren geweeten wat sie huiden doen solde, consequentlick haer onnodich copie van huidiges dages t hebben, offte derhalven outhstell t’versoecken, versocht alnochmaels een euwighen still swigen in tho binden, oder averst dat sie huidiges dages kosten, so voer partijen als advocaten refunderen -folio 34uo Die weduwe van wilen zal: Tonnis van Delden geassitiert mit Joest Hessels haeren mombaer in deeser saecke lavet an huiden aver dree weecken die gerichts{?} kosten van huidigen dagh tho refundieren ende haer actie tho proponeren, mit inwilliginge daer sie als dan, in sunnichhafftich{?} verbliven woude {?} als dan haer perpetuum filantinus{?} ingesonden moge worden tegens Otto van Hellen ende consorten -31 Octob.(folio 38) Ar: van Hemert ijn stadt Gronhaers, unnd Engelbert Pijnninck Borgermeisteren Dewile die weduwe Tonnis van Delden Hermanna Hilberinck genandt op huiden na drij aneijschongen niet compareert, gelick sie den - 10. Octobris sub poena perpetui silentij luidt dess prothocols angelavet hefft, Soe is der weduwen voorß op ernstlick anholdent van Otto van Hellen ende consorten een ewighen stille swigent tegens die erffgenamen Everten van Delden ingebunden, condemnerende die uthblivende in die costen -folio 40.Ahm 19den Novembris Engelbert Pinninck ende Arnolt van Hemert ijn stadt Lambert Gronhaers Raeden{?} sich Borgermeister Lambert Gronhaer der Borgerschap voer die erffgenamen wilen Everdt van Delden tegens Jan Hampsinck wegen swevende proceduiren entslagen, als is op huiden erschennen Gregorius van Delden ende laetet sich an voer het genne Hampsinck voorss op Everdt van Delden van desselven erffgenamen werdt veringen{?} , welcke Borchtall Hampsinck dorch sin eigen handtschriffte, doer L. Oelen gestreges dages getoent geaccepteert hefft Dewile ock Gerriedt Koeckerinck tegens Otto van Hellen wegen die erffgh zal: Merten van Delden 40uo proces geinstitueert als ijs pre? cautione die summa van ein ende dertich Rijcxdaler oder die summa van acht ende seventichsten halven {?} voer tho erleggen gedeponeert {?} Joannen ter Linden, dewelcke den gennen {?} {?} {?} staet ter einen sententien sunder vertoch sall inleveren Eodem Erschennen Otto van Hellen als volmechtiger der erffgenamen wilen Johan en Merten van Delden (: dewelcken hij als mombaer {?}geassistiert met Truida van Delden, bekanden opentlick respective voer sick ende voer? principalen darvoer desen den E. Borgermeister Lambert Gronhaer, ende sin huißfrouwe, van comparanten in qualitate {?} Neffens zaligen {?} van Delden vanden? Hulst? sijn seckere huiß mit sin pertinentien gelegen ande ganse marcket tuschen Arend Lubbertsens, ende zaligen Jacob Berendtsens huiseren voer een summa van penningen soe thenn deele am zaligen Gisbert luidt gegevene koeper ter reckeninge betaelt, deels oock 41 am comparanten ende sunsten zaligen Everdts van Deldens creditoren entrichtet, Bedancken derhalven comparanten haerer quoten halven vollenkommener betalinge Doen vant voorß huiß opdracht? ende vertichniße mit handt ende mondt, nae stadtrechte Gelaven derhalven sulcx t’staen ende t’waeren, Allent vernere? daervan? opgerichtede coepsedel kummerfrij und unbeswaert, uthgenommen gemeene borgerliche lasten ende stadtsdiensten, In meliori forma Erschennen Bertolt Baterbas Luithenampt ende Gesken sin huisfrouwe, unnd bekanden opentlick voer haer ende haren erffgenamen, tho? dar? wilen Evert van Delden ende dessen erffgh hem Baterbas to? van schulden darvan gerichtlick uthganck gedaen, als ock van verteringen bet huiden dagh schuldich gewest die summa van duisent negen ende twintich carolus gulden - 10 st Ende dat hem die bavengesch. penninge doer verkoep der heren voorss uth assignatie doer Herman ten Broke en Borg: Lam: Gronhaer dager alle ende wal betaelt sin, casseert derhalven alle protocollarische acten, schriften ende obligatien voer dato deeses gepassiert Ende bedanckeet den erffgenamen wilen Everdten van Delden gudere betalinge -41uo Ahm 21sten Novembris 1622 Jacob van Werden ijn stadt, Engelbert Pinninck [Jacob van Werden] Lambert Gronhaer Borgermeisteren Erschennen Otto van Hellen als vulmechtigher der erffg. van zal: Jan ende Merten van Delden, neffens Gertruidt van Delden, vertoen? secker verdrag, tegens die weduwe zal: Joannis Hampsinck, ende dessen soen Adriaen Hampsinck, bij welck verdragh deselve angelavet hebben vijfftich carolus gulden an comparanten op terminen be..? versloeten tho betalen, versocht dartho?, die undergeschrevene huiden? moegen agnoseeren oder diff..? als? van contumacie averst {?} geagnosteert? t’holden, ende einen pander tho gestaden, Edoch dewile d’weduwe van zal: Otto Lubber..? achtenhalven daler van gemelten Hampsinck solde ontfangen, soe sall comparanten goede betalinge verstrecken woertegen? partijen guede quitantie van soedaenen achtenhalven daler wordt bij brengen Erschennen Adriaen Hampsinck in namen ende van wegen siner moder, ende gelavet gerichtlich en an die voorß restierende pand.? in den tijt van een maendt, t’willen vuldoen ende betalen an die erffgh. van zal: Everdt van Delden ende sulcx bij poene van Reale executie Die weduwe van zal: Joannis Hampsinck versocht alnoch uthstell van 14 dage, {?} Geerdt ter Bruggen, idqz sub spe concordiae -5-12-1622 folio 44uo Die et conßulibus ut in dors{?} Joannes ter Linden heefft ijn handen der Schepenen gedeponeert alsodane ein unnd dertich Ricx dalers als hie ijn verwahrunge? gehadt van die erffg. van zal: Everdt van Delden, ende sijnnen dieselve ijn die Schepenen kisteken ingelacht -11-4-1623 Helmich, Oelen Conßulibus Johan Smijdt wordt geechnet ahn einen doijt Johan Tenckinck tho behorende Nha stadtrechte Gerritten Kerckerinck vergundt die beslage up alsodane penninge als Lambert Gronhaer den erffg van zaliger Everdten van Delden schuldich Nha Stadtrechte -18-4-1623 Ahm 18den Aprilis Arnoldt van Hemert, Jacob van Weerden, Borgermeisteren Plechelmen Niterts Rentmeister des Stiffts Wijthmarß vergundt die beslage up alsodane penningen als Lambert Gronhaer den erffg van zaliger Everdts van Delden schuldich Nha stadtrechte -6-6-1623 (folio 64) tho behoeff der armen der Hilligen Geistes Gasthuiß den welchen zalige Everdt van Delden daermedde affgeloset ende Geerdt ter Bruggen unnd sijn huißfr sich vor mijn dußer verkoper man unnd vader respective borge gestalt als principael Inholdt dußes stadts protocol vanden jare 1604 den 4 junij, ende ijs vorß Geerdt ter Bruggen van die E. Geerdt Helmichs, unnd Arendt? haerer? ijtziger tijdt provisoren des Hilligen Geistes Gasthuiß van wegen des itzg Gasthuiß gequiteert sehende nhu voert ahn up die baveng verkoperen Hampß unnd haere guider O++ tho mogen loeßen up alle vorß tijden mett twee hundert goltgulden als vorß so veerne die loeße ein halleff jaer daer beforens wijtlich gekundiget, unnd all achterstendige pensiones, hijnder unnd schade so wes daerup verlopen eerst all unnd wall bethalet sijnnen In meliori forma Ahm selvigen daghe ende Borgermeisteren vorg Noch gaen vorß Margaretha van Twickeloe unnd haer sonne Adrian Hampß uth und doen vertichniße van sees goltgulden ende einen oirt ider goltgulden ad 28. stuvers lopendes geldes jaerlixer rente up alle Phillips et Jacobi Apostoli to loesen, edoch achte daghe daervoer offte daernha unverhaelt nha dato dußes tho bethalen, uth haer huiß genompt datt Hoff unnd alinge weher liggende alhir binnen Oldenzael tußchen heer Weßel Martenß zaliger spijker ende hoff an der einre, unnd zaliger Johan Henrickinges huiß ter andere zijden, unnd uth der pandtpenninge so sie staende hebben ahn den junckher van Rheede upt Erve ende Guedt den Thije liggende voer Oldenzael ijn der Marcke van Berchhuißen, voertz uth haer andere thobehorige landerijen renthen unnd alinge andere bewechliche unnd unbewechliche iegenwordige unnd thokumpstige guideren giene daervan uthgesundert, thoe behoeff Ger? Schoelmeisteren alhier ijn der tijdt den welchen zalige Everdt vann Delden daermedde affgeloeßet, ende Geerdt ter Bruggen unnd sijn huißfrouwe, sich voer dußer verkoper, man unnd vader respective borge gestalt als principalen inholdt dußes stadts prothocol vanden jaere 1604 -14-11-1623 Ahm 14 Novembris Johan Helmichs ijn stadt Gronhaer Engelbert Pijnninck Borgermeisteren Willem van Randen unnd Egberten Pijnninck vergundt die beslage up alsodane penninge als Lambert Gronhaer den erffg van zaliger Everdt van Delden schuldich ijs Nha stadtrechte -23-1-1623 den erffg van zaliger Trijnen Hampßinck vergundt die beslage up alsodane penninge als die erffg van zaliger Gerdt? van Delden als oick Gißbert Everdts sonne staende hebben bij die wed: quondam? M. Joannis Hampß
(Stadgericht Oldenzaal inventaris 58, transcriptie Twents Streekarchief). |
|