Notities persoon | Bij de volkstelling van 1748 is hij inwonend bij zijn zoon Frerik Jansen Dodde. De familie woont op het Westeinde, dichtbij het Midden in het huis dat later bekend staat als het Mottenhuis (nr. 114-118 huidige nummering). Zie Ken uw dorp en heb het lief, blz. 186. Ook woont een zekere Trijntje Jansen bij de twee in. Dat is een dochter van Jan Bartelsz. Dodde. Het erf beslaat 2 akkers (o.a. in het boterpachtregister van 1724). Jan Bartels Dodde wordt in de boterpachtregisters in elk geval vanaf 1713 genoemd. Zowel in het hoofdgeldkohier van 1752, als van 1760 wordt "Frederyk Doede" genoemd als gezinshoofd van 2 personen. In 1752 worden zij aangeslagen voor 85 cent, maar in 1760 is het gezin duidelijk in mindere doen en bedraagt de aanslag nog slechts 50 cent, daarmee was de Doddefamilie toch behoorlijk op de maatschappelijke ladder gedaald, zo lijkt het. Jan Bartelsz zal in 1752 zijn overleden, want Trijntje Dodde wordt als gezinshoofd nog genoemd in het dienstbodengeldregister van 1790. Ook broer Frerik zal toen niet meer hebben geleefd anders zou hij als man zijnde wel als gezinshoofd zijn vermeld. In elk geval 2 zonen van Jan Dodde beproeven hun geluk in Amsterdam, te weten Jan en Gerrit. Ze huwen daar en zijn woonachtig in de Jordaan.
Op 26-11-1712 spreekt dokter Liens (lees advocaat) Jan Bartels Dodde aan voor de niet betaalde som van 4 gulden en 9 stuivers vanwege verrichte werkzaamheden (bron: archief Schoutambt Vriezenveen inv. nr. 22). In 1713 speelt de zaak nog steeds. |
|