Notities persoon | was de eerste bewoner van het erf van de latere Eshuisfamilie. Het erf lag er in 1601 verlaten en woest bij volgens de aantekeningen van het verpondingsregister van dat jaar. Dat wil zeggen pest en oorlog hadden hun werk gedaan. De oude bewoners waren waarschijnlijk door ziekte omgekomen of door het strijdgewoel van de godsdienstoorlogen in die tijd. Het erf was ongeveer 5 hectare groot (" 10 molder") en daarmee een minder groot erf voor die tijd in Wierden.
De borg van Gerdt ten Eshuis (Henrick ten Beverde) wordt in 1592 genoemd als schuldenaar van 20 karoli guldens aan de erven van wijlen Sweeder Funcke ten Stockelaer. De erven zijn vertegenwoordigd door Tonnis Funcke en Johan van Delden. Ook Jan ten Eshuis wordt in deze zaak genoemd. De borg Henrck ten Beverde spreekt vervolgens Gerdt ten Eshuis op deze schuld aan. Gerdt ten Eshuis spreekt hierop Wessel Keppeling aan om te getuigen dat hij voor 3 jaar van de klager (lees Gerdt ten Eshuis) een paard had gekocht voor 14 daalder, welk geld hij beloofd had te betalen aan wijlen Sweeder Funcke, waardoor Gerdt ten Eshuis van de schuld aan Sweeder Funcke zou zijn gekwijt. Dan daagt vervolgens Wessel Keppeling Henrick Gertzen voor het gericht, want hij zou de schuld hebben vereffend door de verkoop van een koe voor 15 daalder, waarvan Henrick had beloofd hiervan 12 daalder met de schuld van Sweeder Funcke te vereffenen. Henrick Gerdes zou deze 12 daalder volgens eigen zeggen daadwerkelijk aan saliger Sweeder Funcken hebben betaald met de vermelding dat het de schuld van Jan ten Eshuijs betrof. Er zou slechts een schuld van 6 stuivers resteren van de oorspronkelijke schuld van Gerdt ten Eshuis die Keppeling nog verschuldigd zou zijn. Keppeling zou de schuldbrief van Gerdt ten Eshuis wel aan Sweeder Stockelaer hebben gevraagd, maar deze zou hebben gezegd dat hij de schuldbrief zo niet bij de hand had en of Keppeling Sweeder niet op z’n woord wilde geloven .(bron: Gerichtsprothocollen Almelo AHA inv. nr. 3140).
Johan was keurnoot (een bestuurlijke functie die te maken heeft met het horige stelsel uit de Middeleeuwen daterend) van het landgericht Almelo o.a. 1609,1611,1617. In 1611 wordt een Evert ten Eshuijs aangesproken voor een openstaande schuld door de vicaris van Wierden, de heer Johan van Eijckell. Daarop verschijnt Johan ten Eshuijs voor het Almelose landgericht als vertegenwoordiger van Evert. Het blijkt dat Evert ten Eshuijs ook Maet Evert genoemd in de stukken in 1566 een schuld was aangegaan. Deze schuld was door de verkoop van van het erfdeel van Maet Evert en Hemmel Berent, als erfgenamen van het Eshuis, overgegaan op de nieuwe bewoner Johan ten Eshuijs. (Bron:B. van Dooren in Gens Nostra juni 1996; Archief Huize Almelo). Het erve Eshuis lag op de grens van de Heerlijkheid Almelo en was hierdoor vaak onderwerp van grensconflicten tussen de inwoners van Wierden en Almelo. In 1620 heeft dit de dood van Hendrick, een broer van Jan ten Eshuijs tot gevolg gehad. Ook komt in verband met een soortgelijke vechtpartij een Hermen ten Esshuijs voor (1645). Johan zelf komt veelvuldig voor in de procesboeken van het Landgericht Almelo. Daarbij zijn regelmatig voor hem zijn zoons Johan de Jonge en Rutger vertegenwoordigd. Rutger treedt op in oktober 1636 nadat de vader Johan de oude een maand eerder een verklaring had afgelegd tegenover het Landgericht betreffende een kwestie met een zekere Joan Klock te Scheppingen, omdat God de Heer zijn (vermoedelijk Johan jr.) met de pest heeft geslagen en hijzelf hier nu ook verschijnselen van ondervindt.(Bron: B. van Dooren, Gens Nostra juni 1996). -In 1627 en 1630 ondertekent Jan ten Esshuijs (NB Jan en Johan zijn in deze tijd uitwisselbare namen) een protest tegen de classis van Deventer (een kerkelijk bestuurlijke instelling op regionaal niveau) tegen de aanstelling van een Calvinistische koster (die niet koosjer was volgens de Wierdenaren) en het verzoek van de nieuwe predikant Abraham Nijhoff om de inkomsten van de halve vicarie voor zijn kinderen aan te wenden, waardoor de oude koster het brood uit de mond gestoten zou worden (Bron: B. van Dooren, Gens Nostra juni 1996).. -Tussen Johan Eshuis en Johan van der Eeck is er een rechtzaak over de aflossing van een rentebrief, 1611 en 1612. Huis archief Almelo inv.nr.3158. -Tussen Johan Eshuis en Stoffer Stick speelt een rechtzaak in 1618 en 1619 over de terugbetaling van een som geld Archief Huize Almelo inv. nr. 3162. -Tussen Johan Bruggink en Johan Eshuis te Wierden speelt er een proces over schadevergoeding wegens het vernielen van een deel van Brugginks oogst door het verslepen en opslaan van hout op diens akkers, 1629. Bron: Archief Huize almelo inv.nr.3171 en 3145). -In 1634 treedt Jan ten Eshuijs op namens de marke Wierden ivm een grensgeschil met Almelo, (bron: AHA inv. nr. 1481). |
|