Berentje Henrix Heijnemans |
|
|
Geslacht | Vrouw |
Leeftijd | > 18 jaar | |
Geboren | ± 1685 | te | Vriezenveen |
Overleden | > 1703 | te | Vriezenveen |
|
|
|
|
Notities persoon | winkelierse Op 29 oktober 1712 eist Berendjen Heijnemans, geassisteerd met haar man Jan Henrixen Olde beslag op de goederen van Jan Heijneman ten einde een schuld van 130 kar. guldens geïnd te krijgen (bron: Archief Sch. ambt Vriezenveen inv. nr. 22). Op 24 juni 1713 gaat Berendjen opnieuw naar het gericht ditmaal om een schuld vanwege geleverde winkelwaren aan Berend Harmsen Smelt vergoed te krijgen. Het ging om een bedrag van 14 gulden vanwege geleverde oliekoeken, laken, lijnzaad en andere winkelwaren. Ook Jan Jansen Smit spreekt ze aan voor een restant schuld van 25 gulden, deze schuld was onderdeel van een grotere obligatie uit 1706 (bron: Archief Sch. ambt Vriezenveen inv. nr. 22).
Berendje komt veelvuldig in het schoutengericht van Vriezenveen voor als schuldeiser. Te veel om allemaal te memoreren. In 1715 daagt ze Hendrik Berends (Kruis?) en Jan Wolters Smit voor het schoutengericht vanwege schulden (210 gulden en 6 stuivers) aan haar ouders Jan Heijneman en Jenneken Hendriks vanwege in Holland uitstaand linnen. Een maatschap tussen deze 3 personen lijkt voor de hand te liggen. Berendje Heijneman daagt Jan Wolters Smit en Hendrik Berends voor het gericht om haar erfdeel als enig erfgenaam van haar overleden broer Jan Henrix Heijneman veilig te stellen. Het gaat om een kindsdeel van de schuld aan haar vader. Dat wil zeggen de totale schuld aan haar ouders was 210 gulden en 6 stuivers en het vaderdeel hiervan bedroeg de helft (huwelijk in gemeenschap van goederen); dat wil zeggen 105 gulden en 3 stuivers. Aangezien Hendrick Jansen Heijneman twee kinderen had bedroeg het vaders erfdeel voor Jan Henrix Heijneman in deze schuld de helft van dit bedrag, is 55 gulden en 3 stuivers. Samen met haar eigen erfdeel in totaal 105 gulden en 3 stuivers. Daarnaast maakte Berendje ook nog aanspraak op haar broeders erfdeel in deze handelsschuld van haar in 1715 nog in leven zijnde moeder Jenneken Hendriks (ze wordt in 1715 genoemd de wed. Jan Henrix Heijneman). Ook haar moeders rechtmatige deel van de aanspraak op deze schuld bedroeg de helft, te weten 105 gulden en 3 stuivers. Echter aangezien Jenneken uit haar eerste huwelijk met Berend Mink ook nog 3 kinderen had moest deze schuld door 5 worden gedeeld (5 kindsdelen). Het kindsdeel van de overleden broer Jan Henrix Heijneman bedroeg derhalve 21 gulden en 8 penningen. Het totaalbedrag waarop Berendje inzake de nalatenschap van haar broer aanspraak op deed gelden in deze rechtszaak was een totaalbedrag van 73 gulden en 12 stuivers (105 gulden en 3 stuivers gedeeld door 2 + 21 gulden en 8 penningen). (Bron: archief Sch.a.vr.v. inv. nr. 22). |
|