Notities persoon | veehouder (1924) broer van Weintje, getuige bij haar huwelijk, hij is wonend te Steenwijkerwold. Bij zijn huwelijk in 1927 heet hij landbouwer van beroep te zijn. Verzetsman in de tweede wereldoorlog, moest dit met de dood bekopen. Zijn naam in het verzet was Piet Verwer. Het verzet en de familie plaatst op 27 juni 1945 overlijdensberichten van Jan Kielstra in de Opregte Steenwijker Courant.
Zijn vrouw Egbertje de Vries plaatst, na het bericht dat haar man op 18 augustus in Buchenwald was omgekomen,een wanhopige oproep in Dagblad Trouw op 17-8-1945 en een maand later in de Nieuwe Haagsche Courant van 12-9-1945. "Wie kan inlichtingen verstrekken omtrent Jan Kielstra, geb. 16 Sept 1900 wonende te Willemsoord. Was in concentratiekamp Buchenwalde No.13715, blok 17. Wie hem daar ontmoet heeft, zou die mij iets kunnen vertellen van hem? Onkosten worden vergoed. Wed. J. Kielstra de Vries. Willemsoord 19 bij Steenwijk." [huidig adres Steenwijkerweg 187].
In de Opregte Steenwijker Courant van 11 september 1945 verscheen (mogelijk naar aanleiding van de eerdere oproep in Dagblad Trouw) een getuigenis van een Scheveningse celgenoot van Jan Kielstra. Het artikel gaat als volgt: "Voor hem een ereplaats! Wie van u heeft hem niet gekend? Stoere werker, boer in hart en nieren, voorbeeldig man en vader, mensch. Ja, als mensch, zoo heb ik hem gekend, ik, die gedurende korten tijd zijn celgenoot was in de Duitsche strafgevangenis te Scheveningen, aldus de heer W. Klinkhamer uit ’s-Gravenhage. Het is al schemerdonker als ik op een avond in Maart 1944 in cel nummer 500 word binnengevoerd. Er bevinden zich daar reeds 3 mannen, met wie ik kennis maak, een professor, een makelaar en Kielstra. Kielstra ligt op zijn krib, hij heeft een zweer aan zijn been. Met behulp van den gevangenisdokter, ook een gevangene, uit Bussum, wordt de ziekte enigszins erger voorgesteld dan zij in werkelijkheid is en daardoor hebben we elektrisch licht in de cel. Dit mag weliswaar alleen ontstoken worden als we Kielstra moeten helpen, maar natuurlijk maken we er ook gebruik van voor andere doeleinden en we trachten het zoo lang mogelijk te behouden. Dezen eerste avond hebben we heel wat te praten. De drie celgenooten willen weten, om welke reden ik gevangen ben genomen. Ik wil weten, wat mijn medegevangenen hebben gedaan. Aanvankelijk zijn we erg voorzichtig. We kennen elkander immers niet en een van ons zou een spion kunnen zijn, door de vijand mede opgesloten om de anderen uit te hooren. Al vrij spoedig echter krijgen we vertrouwen in elkaar en in de loop van de volgende dagen verneem ik Kielstra’s “geval”. Vol bewondering zijn we allemaal, wanneer Kielstra ons op zijn eenvoudige, rustige manier, zonder eenige ophef vertelt, hoe hij medegeholpen heeft een groot aantal jonge mannen uit de handen van den vijand te houden, hoe hij in zijn beperkten vrijen tijd een geheele organisatie mede opbouwde om veilig onderdak te vinden voor al die jonge menschen die als wild door den vijand, hoe hij daarnaast aan de ondergrondsche berichtgeving medewerkte en hoe tenslotte door het verraad van een der medewerkers, die naar de vijand overliep, alles uitkwam. Deze verrader werd echter ook door de Duitschers niet vertrouwd en zit in dezelfde gevangenis, in denzelfden gang, enkele cellen verderop gevangen. Kielstra wordt geregeld uit zijn cel gehaald en soms uren achtereen gehoord. Hij wordt geconfronteerd met zijn verrader, dien hij beweert niet te kennen. Hij wordt gedreigd met van alles en nog wat en doodmoe, maar met het hoofd recht op, komt hij steeds weer in onze cel terug. Hij geeft ons een uitvoerig verslag van alles wat hem is gevraagd en van alles wat hij daarop heeft geantwoord. Duidelijk blijkt, dat de moffen geen vat op hem hebben. Zijn vertrouwen in de Gerechtigheid is zoo volkomen, dat hij zelfs na het zwaarste verhoor geen spoor van inzinking vertoont. Integendeel, hoewel soms afgemat van inspanning, kon hij alleen maar lachen om het merkwaardige gedoe, waarvan hij weer eens getuige was geweest; beloften dat men hem los zou laten, mits hij zijn medewerkers verried; dreigementen, wanneer hij daarop antwoordde, dat hij geen medewerkers had, dat God daarvan zijn getuige was, maar dat deze Getuige op het oogenblik nog niet door zijn ondervragers werk erkend, hetgeen hem méér verdroot dan zijn gevangenschap. Zóó heeft hij volgehouden, week in week uit, in Scheveningen. Altijd opgewekt, steeds vol verhalen over thuis, over zijn boerderij, over zijn oude moeder, over zijn vrouw, die nu alleen stond voor al het werk, wat hem wel eens bezorgd maakte en over zijn zoon Jan, die zoo heerlijk kattekwaad kon uithalen. Wanneer wij eens oogenblikken van inzinking hadden, was het Kielstra die ons uit de put hielp, niet met lange redevoeringen, maar met enkele hartelijke en opgewekte woorden. Wij hebben hem daar in cel 500 als mensch leeren waardeeren, wij hebben hem als goeden vaderlander leeren achten en nu hij als slachtoffer van zijn dappere daden gevallen is, zullen wij hem als held steeds een eereplaats in onze harten blijven inruimen. Het is mijn overtuiging, dat ook Willemsoord nimmer zal vergeeten, wat Jan Kielstra voor zijn vaderland en voor zijn medemenschen heeft gedaan. Moge dit wel tot uitdrukking komen in de eer en de hulp, die aan zijn nagelaten betrekkingen zal worden bewezen."
In 1950 kwam officieel de doodsakte uit Duitsland, Jan zou op 18 augustus om 4.25 uur zijn overleden aan een longonsteking en etterende pleuritus. De akte is opgemaakt op 31 mei 1946 in Weimar door de Standesbeamte. In 1950 komt er een verklaring van het Ministerie van Justitie namens de Comissie tot het doen van aangiften van overlijden van vermisten met een doodsverklaring van Jan Kielstra. Dit is aanleiding het overlijden op 6 juli 1950 het overlijden van Jan in 1944 te Buchenwald officieel te registreren. |
|