Notities persoon | Heeft een klein erf in de buurt van de pastorie, wordt in de boterpachtregisters van 1652, 1657 en 1658 "Jan Princen van wegen de Pastorie" genoemd die de boterpacht voor 1 akker betaalt. In 1645 wordt hij Johan Princen genoemd. Of hij ook identiek is aan de Jan Princen die aan het einde van het Westeinde wordt genoemd ( Boterpachtregister 1652) lijkt waarschijnlijk, zijn broer Hendrick voldoet de boterpacht voor dit kleine erf van 1 akker, later wordt op deze lokatie alleen Hendrick nog genoemd en wordt Jan niet meer als eigenaar vermeld. Hij heeft kennelijk een erf in de buurt van de pastorie verworven. Wordt in 1654 samen met Derrick Joansen en Engelbert Geertzen als kerkmeijer genoemd in een dispuut met de kerkmeesters en zestienen over een nieuw te graven sloot van 10 voeten breed rond het nieuwe kerkhof ter afscheiding. Naast gezaaide rogge en groen dat hierdoor vernietigd wordt betekent het een slechtere toegang naar de eigen landerijen voor de kerkemeijers en dat stellen ze op een verlaagde pachtwaarde van 10 goudguldens aan geldwaarde. (Archief Huize Almelo, inv. nr. 3522). zie ook notities echtgenote.
In 1656 is Jan Hendrik Prinsen slaags met Albert Jansen, de schoonzoon van Jan Freriks Kerkmeester. Albert Jansen sloeg hem met een tinnen kan. De boete die Albert hiervoor beliep was 6 mud haver en 6 goldguldens (bron: AHA inv. nr. 3245).
juli 1664 heeft de Prinsenvrouw met de Heer van Almelo veraccordeerd een boete van een Leidse kaas vanwege het bleken van linnen op zondag tegenstrijdig het gepubliceerde Placaat. De beklaagde verklaard bij publicatie van het placaat in Holland te zijn geweest. (AHA inv.nr. 3245). Onduidelijk is of het om Jan Prinsen uit VRiezenveen gaat, mocht dit wel zo zijn dan lijkt het erop dat Jan evenals zijn nazaten later in de handel zat, waarvoor hij naar Holland trok. NB de naam Prinsen is ook in Almelo een voorkomende naam. |
|