TERUG NAAR START
Otto Fredriks Schulte
GeslachtMan
Leeftijd< 55 jaar
 
Geboren± 1630teVriezenveen
Overleden< 1685teVriezenveen
))))))))
Vader Frerick Egberts (ook Schulten)
 Geboren 1597
 Overleden ± 1658
Moeder N.N. Jaspers
 Geboren ± 1610
 Overleden > 1681
Zus  Aeltjen *± 1630
Halfzus  Trijntje Freriks *± 1640
Halfbroer  Gerrit *± 1640
 
Huwelijk
 
metN.N. Geerts (?)
 Overleden> 1688
Kind  N.N. Otten
Notities persoonIn het kasboek van het boekjaar 1645-1646 van klooster Sibculo staat een opmerkelijke kostenpost:
"Otto Fredericks soon van Frederick Egberts, Schultes op t Vriesenveen, in subsidium studiorum toegeleid 25 gl. p. quitantie des vaeders betaelt 25-0-0" (bron: Statenarchief van Overijssel inv. nr. 3086). Dit betekent dat Otto rond 1645 elders zal hebben gestudeerd. Ook in het boek van de rentmeester over het boekjaar 1648-1649 en 1649-1650 staat deze bijdrage van 25 gulden vermeld. De studietijd van Otto is dus minstens 5 jaar geweest.

In 1652 genoemd Otte Frerix, "sonne des tegenwoordigen Schults opt Vreesenvenne" bron: Archief Huize Almelo proces inzake accijnzen en de herbergiers van Vriezenveen inv. nr. 2992.
wordt o.a. als schout van Vriezenveen vermeld op het voorblad van de boterpachtkohieren in 1665, 1668 en 1670.

Otto moet getrouwd zijn geweest want in het boterpachtregister van 1690 wordt de wed. Otto Fredriks genoemd.
Na 1690 wordt als eigenaar van het erf genoemd, Lucas Hermsen (ook wel Coster), die ook schout van Vriezenveen geweest was, gezien de toevoeging in in het boterpachtregister van 1695 "out scholtes". Ook met de naam Scholtes aangeduid in andere jaren, bijvoorbeeld 1690. (schoonzoon van Otto Fredericks). In 1690 wordt om de zaak nog ingewikkelder te maken, ook nog de scholtes Brouwer genoemd, die een deel van de boterpacht van dit erf in dat jaar betaald. Het betreft een betaling over het jaar 1689, afgedragen in 1690. Verwantschap tussen al deze schoutenfamilies lijkt voor de hand te liggen.

Was een vermogend man en wordt in het register van de 500e penninck in 1675 genoemd met een geschat vermogen van 2.000 gulden. Slechts de predikant beschikte over een groter vermogen.

Otto Fredriks (later de erfgenamen van Otto Fredriks en Aeltjen Fredriks) wordt door de kerkmeesters voor het gerecht gedaagd.
Otto Fredricks heeft een dispuut met de Vriezenveense kerkmeester inzake de erfenis van zijn neef Jasper Geerts Fox van wie hij (Otto dus) een halve oom is (foto196). Deze had op zijn ziekbed in een testament dat ongedateerd is, -maar volgens verklaring opgemaakt zou zijn in 1679-, 500 goltgulden gelegateerd aan de Armen van Vriezenveen en verder nog 100 goltgulden aan de kerk van Vriezenveen, de Vriezenveense kerk en de kerkmeesters die de belangen van de Vriezenveense armen moesten vertegenwoordigen hadden dus grote belangen bij het effectueren van het testament van Jasper Fox. Daarbij werden ook nog eens Jan Bramer en Egbert Gerrits Braemhaer (laatstgenoemde afgevallen van de gereformeerde en overgegaan naar de paapse religie volgens de stukken) gezamenlijk 500 goltguldens toebedeeld, de meid Maria Hesselink 100 goltgulden en tenslotte de priester Johannes Schurink of Schuiren 500 goltgulden, waarvan hij de helft moest geven aan een doel naar zijn keuze. Deze donaties gingen natuurlijk alle ten koste van de erfgenamen van Jasper Geerts Fox en die vonden dat, zo blijkt uit de gerechtelijke stukken, niet leuk en zetten alles op alles om het testament vernietigd te krijgen omdat Jasper Geerts Fox niet bij zijn gezonde verstand zou zijn geweest. Bovendien was niet aan een aantal formele eisen voldaan om het testament rechtsgeldig te laten zijn. De katholieke (paapse) Vriezenveners die optraden als getuige bij het opmaken van het testament getuigden later van de rechtmatigheid van het testament. De erfgenamen van Otto Fredriks en Aeltjen Frederiks (zuster van Otto) die de rechtzaak na het overlijden van Otto Fredriks voortzetten betwistten de betrouwbaarheid van deze getuigen, immers zij waren niet van de ware religie en dus per definitie onbetrouwbaar. Daarbij waren ze ook nog eens in het testament genoemd als begunstigde wat hun betrouwbaarheid als getuige nog verder ondergraafde aldus de gedaagde partij. Daarbij was het testament niet door de schout verzegeld geweest, een voorwaarde voor een legitiem testament en bovendien was het niet gedateerd. Dat daarbij de schout Otto Frederiks als erfgenaam belanghebbende was en er dus gebaat bij was om het testament niet te verzegelen maakte de zaak nog gecompliceerder. Het Kanonieke recht, het Keizerlijke Recht, het Romeinse Recht en het Landrecht van Overijssel werden in deze grote rechtzaak allen meegenomen in het uiteindelijke oordeel en dat luidde dat de kerkmeesters als eisers aan het kortste eind trokken en werden veroordeeld tot de proceskosten. Het belang van de armen van Vriezenveen, hoe zwaar dit ook woog, mocht rechtvaardigheid niet in de weg staan en bij rechtvaardigheid pastte nog het voortrekken van het belang van de armen nog dat van een machtig en rijk persoon. Aldus de overweging bij het advies voor de einduitspraak. Otto Fredriks, of beter gezegd zijn erfgenamen, wonnen de rechtzaak. (bron: Archief Huize Almelo inv. nr. 2981).

De familierelatie tussen Otto Fredriks als half-oom van Jasper Geerts Fox (zoon van Geert Jansen Fockse) kan als volgt liggen (er zijn 3 opties):
-optie 1 en 2: Otto zou een halfbroer kunnen zijn van de vrouw van Geert Jansen Fockse. In dat geval is ofwel de vader (optie 1) of de moeder (optie 2) van de vrouw van Geert Jansen Fockse de bindende bloedband tussen Otto en Jasper Fox.

-optie 3: Otto zou een halfbroer kunnen zijn van Geert Jansen Fox (gezien het patroniem van Otto "Fredriks" en het patroniem van de vader van Jasper Fox die "Jansen" als patroniem heeft kan de verwantschap niet via de vaderlijke lijn lopen, dus komt alleen de vrouwelijke lijn in aanmerking. Otto zou dan een halfbroer zijn van Geert Jansen Fox, waarbij de moeder van Otto en Geert Jansen Fox de gemeenschappelijke bloedband vormt. Otto’s moeder zou dan de grootmoeder zijn van Jasper Fox van vaders zijde wel te verstaan.

Er zijn echter meerdere huwelijken in het spel, zowel bij Otto Frericks als bij diens vader, gelet op het volgende getuigenis van zijn stiefzoon:
8 februari 1664 getuigenis: Hendrick Gerritsen stiefzoon van de schout Otto Frerix verklaart ongeveer 15 jaar oud te zijn. Inzake een verkrachting met Jan Philips. Zijn stiefvaders halve broer Gerrit Freriks was ook aanwezig (bron; AHA inv. nr. 2966 2007_2203a.216).