Notities persoon | 18 augustus 1627 Jacob Sijmens wonende binnen de stad Leeuwarden contra Doede en Orke(?) Doedeszonen, gedaagden domicilium citandi eligerend in het huis van zijn zwager Dirck Dircx te Jelsum NB er is een Jacob Sijmens bode van de stad Leeuwarden oa 1600 (Bron: recesboeken, inv.nr. 25, Nedergerecht van Leeuwarderadeel - Tresoar, foto 385).
7 maart 1631 Inventarisatie Sterfhuis van Dirck Dircx te Jelsum, Tiepcke en Lieuwe Wijbeszonen curatoren over Gaets Dircxdr. en Pijter, Ofke Dircx voor zichzelf, Jacob Sijmens, Sicke Jacobs en Tiebbe Gerbens als mannen en voogden van Auck, Teets en Sijuwe. Huis met erf met 52 pondematen land, ook bekend als kloosterlanden verkocht volgens koopbrief voor 6.250 goudguldens ten laste van Folckert Pijters cum uxore. De binnen en buitengoederen zijn per openbare verkoop verkocht voor 1649 goudguldens en 3 stuivers. Verdeling door 6, er zijn 2 zoons (Upke en Pijter). Verder hoorde tot de boedel een zilveren onderriem met 2 sloten en een halve mengele zilveren beker, samen ter waarde van 20 guldens en 11 stuivers. Brieven en papieren: een obligatie ten laste van Haringh Tijalling en Baeck Pijters echtelieden te Leeuwarden groot 100 goudguldens, gedateerd 2 juli 1619. Een renversaal ten laste van Lieuwe Wijbes inzake de aankoop van landerijen gedateerd 5 maart 1631 voor de som van 1500 goudguldens. Tiepcke en Lieuwe Wijbeszonen ooms [vanmoederszijde] maken de akte van verdeling op 17 maart 1631, Boelgoed gehouden op 8 maart volgens deze akte. oa ondertekend door de beide voogden, elk met een mooie handtekening, Sijcke Jacobs (man van Taetske) en Tijebbe Gerbens. Auck en Ofke ondertekenen met een merkteken en konden dus niet schrijven. Beide zoons (Upcke en Pijter) komt toe de wollen en linnen kleding van wijlen Dirck Dircx, door de erfgenamen gezamenlijk getaxeerd op 68 goudguldens en 2 dubbele ducaten. De twee jongste kinderen komt toe 1300 goudguldens en het geld uit het gehouden boelgoed, te weten 1649 goudguldens en 3 stuivers. Elk der andere kinderen komt toe 1.696 goudguldens en 18 stuivers. Uiteindelijk krijgt elke zoon aan waarde uitgekeerd 1750 goudguldens en 18 stuivers en elk der dochters 1.733 goudguldens en 18 stuivers. De kinderen zijn gehouden de kosten te dragen van het boelgoed (Bron: weesboeken, inv.nr. 89, Nedergerecht van Leeuwarderadeel - Tresoar, foto 174-177). |
|