Notities persoon | waard. Bewoonde een erf op het puntje van het Westeinde, in de buurt van nr. 560 (huidige nummering). Waard (herbergier), mogelijk samen met zijn broer Lambert die ook waard was. Met de volkstelling van 1748 wonen de gezinnen echter een aardig eindje uit elkaar op het Westeinde. Eerder, zo rond 1720, komt Gerrit Hermsen Klijster voor in het boterpachtregister aan het Oosteinde (in de buurt van nummer 100-150). Het kleine akkertje land dat hij vanaf ca. 1719 bezat kwam waarschijnlijk uit de boedel van zijn 1e vrouws ouders (Eefse Berends). In het verpondingsregsiter van 1723 staat "Garrit Harms" nog vermeld aan het Oosteinde, echter in het verpondingsregister van 1734 staat hij als "klijster gerriet" aan het puntje van het Westeinde vermeld. Hij moet dus tussen 1723 en 1734 zijn verhuisd. Dit zal te maken hebben met het faillissement van Gerrit Klijster in 1726 (zie hierna). In het verpondingsregister van 1719 staat Gerrit Herms Klijster noig vermeld op het ouderlijk erf aan het Westeinde, iets westelijk van het Richtersland.
Met de volkstelling van 1748 staat het echtpaar Gerrit Spijker en Henderikje Jansen genoemd, inwonend zijn dan Harmen Spijker en schoondochter Aeltien Derksen [Smit]. In het hoofdgeldregister van 1753 wordt "garryt Spyker" genoemd, hij wordt aangeslagen voor 4 personen en moet 1,50 betalen. ca. 38 cent p.p. en daarmee ongeveer gemiddeld (39 cent p.p.). In 1760 staat zoon Hermen Spieker in het hoofgeldregister genoemd, hij wordt dan aangeslagen voor 3 personen. Vader Gerrit zal dan zijn overleden. De aanslag bedraagt dan 1 gulden.
In het register van de 1.000e penning uit 1751 staat Gerrit vermeld met een geschat vermogen van 100 gulden. Dat was weinig.
Volgens het archief Jansen/Jonker is Gerrit Herms Spijker de zoon van Hermen Clijster of Klijster en Geesje Jansen.
Op 11-10-1721 daagt de koopman Jan Waanders uit Almelo Gerrit Herms Klijster voor het gericht vanwege een achterstallige schuld van 23 gulden en 6 stuivers vanwege geleverde winkelwaren en linnen (bron: schoutambt Vriezenveen inv. nr.23).
In 1721 speelt er voor het schoutengericht een zaak over 2 obligaties die uit 1690 dateren en waarvoor Gerrit Herms en Berend Leussink, beide schoonzoons van Jan Claassen Olde die de obligaties heeft ondertekend, worden aangesproken door Jan Jansen Geerts, volmachtiger van zijn zwager Derk Engberts en zijn zwagerse Jennigje Gerritsen wed. van wijlen Jan Gerritsen Grave (bron: schoutambt Vriezenveen inv. nr.23).
Op 18 mei 1726 daagt Otto Pil Lambert Harmsen Klijster voor het schoutengericht vanwege 7 gulden 5 stuivers door comparants huisvrouw aan haar broer geleend geld (Bron: Sch. Ambt Vriezenveen inv. nr. 24 foto 269). Otto en zijn vrouw waren net al hun bezittingen kwijtgeraakt vanwege een faillisement.
3 juni 1726 Beklaagde Gerrit Harmsen Clijster, Verbod om goederen en bezittingen aan de boedel te ontrekken in verband met lopende schulden. Schout mag niet meewerken aan transportakten totdat de schuldeisers schadeloos zijn gesteld. (requesten Almelo-Vriezenveen AHA inv. nr. 2964).
Op 25-05-1726 verklaren Gerrit Herms Klijster en zijn echtgenote Hendrikje Jansen 242 gulden schuldig te zijn aan Claas Cruis en Geertje Lucas Schol. Hiertoe verhypothiceren ze land en erf, oa ook een gaarden gelegen achter de Spijckersgaarden!(bron: schoutambt Vriezenveen inv. nr.2674).
3 juni 1726 beklaagde Gerrit Harmsen Clijster, Verbod om goederen en bezittingen aan de boedel te ontrekken in verband met lopende schulden. Schout mag niet meewerken aan transportakten totdat de schuldeisers schadeloos zijn gesteld (bron: Archief Huize Almelo inv. nr. 2964).
6 juli 1726 Jan Gerrits de Ruijter doet verpanding op de goederen van Gerrit Harmsen Klijster vanwege schulden (bron: schoutambt Vriezenveen inv. nr.25 foto 294).
7-12-1726 overzicht schuldeisers boedel Gerrit Harmsen Klijster en Hendrikje Jansen, 3 maart 1717 maagscheiding: tbv Eesse Gerritsen, momber van het onmondige kind is Egbert Harms x Fenneken Berends. Jan Gerritsen de Ruijter 44 guldens 13 stuivers, procurator Harwig 26 gulden 10 stuivers, obligatie van 140 guldens van de huisvrouw van Gerrit Harms Klijster aan Aaltje Geerts en aan achterstallige rente hierover 44 guldens 12 stuivers; de schout Klaas Kruis heeft tegoed volgens verzegeling van 25 mei 1726 242 guldens en lopende intrest over dit bedrag; de kerkmeesters van Vriezenveen wegens de armen hebben tegoed een bedrag van 115 gulden en vanwege verlopen intrest 5 guldens 12 stuivers; nog geeft de schout aan een tegoed vanwege achterstallige Herenlasten over 1724: 14 guldens 5 stuivers en 14 penningen en over 1725: 13 gulden en 14 penningen, het jaar 1726 is nog niet uitgezet, maar bedraagt 13 guldens; Jan Brouwer geeft aan dat hij een bedrag van 10 gulden 5 stuivers en 4 penningen tegoed heeft vanwege geleverde winkelwaren. Nog geeft Jan Brouwer een bedrag voor zijn zoon aan [bedrag niet vermeld] Gerrit Faijer geeft aan dat hem toekomt uit de boedel van Gerrit Harms Klijster ingevolge koopsakte van 17 maart 1726 van twee koeweiden een grasgaarden en een halve akker hoevenland; verschenen Fenneken Berends in absentie van haar man Egbert Harms als momber over het onmondige kind van Gerrit Harms met name Esse Gerritsen, het bedrag dat gemelde pupil tegoed heeft uit hoofde van maagscheiding tussen Gerrit Harms en de comperatinnen man op de 4e maart 1717 is opgericht en nader zal worden gespecificeert. De weduwe van Berend Winter geeft aan een obligatie ten laste van Gerrit Harms Klijster te bezitten ter waarde van 50 guldens. Berend Brouwer komt toe 13 guldens vanwege geleverde bieren
7-12-1726 overzicht schuldeisers boedel Gerrit Harmsen Klijster en Hendrikje Jansen: Jan Gerritsen de Ruijter 44 guldens 13 stuivers, procurator Harwig 26 gulden 10 stuivers, obligatie van 140 guldens van de huisvrouw van Gerrit Harms Klijster aan Aaltje Geerts en aan achterstallige rente hierover 44 guldens 12 stuivers; de schout Klaas Kruis heeft tegoed volgens verzegeling van 25 mei 1726 242 guldens en lopende intrest over dit bedrag; de kerkmeesters van Vriezenveen wegens de armen hebben tegoed een bedrag van 115 gulden en vanwege verlopen intrest 5 guldens 12 stuivers; nog geeft de schout aan een tegoed vanwege achterstallige Herenlasten over 1724: 14 guldens 5 stuivers en 14 penningen en over 1725: 13 gulden en 14 penningen, het jaar 1726 is nog niet uitgezet, maar bedraagt 13 guldens; Jan Brouwer geeft aan dat hij een bedrag van 10 gulden 5 stuivers en 4 penningen tegoed heeft vanwege geleverde winkelwaren. Nog geeft Jan Brouwer een bedrag voor zijn zoon aan [bedrag niet vermeld] Gerrit Faijer geeft aan dat hem toekomt uit de boedel van Gerrit Harms Klijster ingevolge koopsakte van 17 maart 1726 van twee koeweiden een grasgaarden en een halve akker hoevenland; verschenen Fenneken Berends in absentie van haar man Egbert Harms als momber over het onmondige kind van Gerrit Harms met name Esse Gerritsen, het bedrag dat gemelde pupil tegoed heeft uit hoofde van maagscheiding tussen Gerrit Harms en de comperatinnen man op de 4e maart 1717 is opgericht en nader zal worden gespecificeert. De weduwe van Berend Winter geeft aan een obligatie ten laste van Gerrit Harms Klijster te bezitten ter waarde van 50 guldens. Berend Brouwer komt toe 13 guldens vanwege geleverde bieren (bron: Scha vrv inv.nr. 25 20081230c_390-392).
idem 7-12-1726 publieke verkoop goederen Gerrit Harmsen Klijster voor 880 gulden aan proc. Nicolaas Harwig: een huis met plaats en land en zijn aandeel van de brink, een perceel bouw gaarden, beginnend van het hek tot aan Berend Leussink dwarssloot met omtrent 2 wanden bouwland en "anpart van den opslag", 3 goordens gelegen in de landerijen van wijlen Jan Klaassen Olde en nog twee koeweinden ’de ene gelegen in het land van wijlen Jan Klaassen Olde en het andere in de landerijen van wijlen Luicas Braamhaar en nog een vierendeel akker woestenland in Boomtiesland gelegen. Nog omtrent een halve akker hoevenland en enig hooiland in Woltersbroek gelegen, alles alhier op Vriesenveen (bron: Scha vrv inv.nr. 25 20081230c_390-392).
Volgens het breukregister beklaagt Gerrit Klijster zich op 28 juli 1731 bij de schout dat hij getuige is geweest van een ruzie tussen Arent Doode en Hinnenvents zoon Janman. Ook op 25 september 1731 beklaagt Gerrit zich bij de schout over een ruzie in zijn huis. Op 31 mei 1733 beklaagt Gerrit Harms Cliester zich bij de schout over een ruzie in zijn kroeg. Hierbij staat vermeld dat hij waard was (bron: AHA inv.nr. 3241). Op 12-11-1742 staat hij als Gerrit Spiker in het breukregister genoemd als de aangever van een ruzie in zijn huis tussen Hindrik Quant en Egbert Berents (bron: AHA inv.nr. 3242). In een akte van 1733 (Archief Huize Almelo inventarisnr. 2957) wordt een zekere "Gerrit Harmes" genoemd als als één van de zeventien Vriezenveense herbergiers waar de alcoholist Gerrit Jonckman schulden uit had staan.
In 1737 wordt Gerrit Harmsen Klijster aangeklaagd voor het ontvreemden van stro van het dak van het afgebroken huis van Fluitjans. Gerrit beweerde echter het stro voor 10 stuivers gekocht te hebben van de vorige bewoonster (AHA inv.3211 nr. 034).
15-3-1749 Compareren voor het schoutengericht Berent Spijker als pachter van de impost op brandewijn en zijn mede hiertoe aangestelde deelnemers (inners?) van deze impost in de stad en de Heerlijkheid Almelo en Vriezenveen, te weten Gerhardus Rhee en Harmen Spijker. Zij hebben doen dagvaarden de tappers Gerrit en Harmen Spijker en hun huisvrouwen en Henrikus Pauwels ten einde impost op brandewijn en gebrande wateren te verhalen. Er is sprake van indispositie (ongezondheid, ziekte) van de vrouw van Herman Spijker, waardoor zij niet voor het gericht kan verschijnen. (bron: archief schoutambt Vr.veen inv. nr. 27 foto 20081230e_081).
Op 20 december 1755 is Gerrit Hermes getuige in een proces van Albert Santboer contra diens schoonzuster Armke Frericks (bron: AHA inv. nr. 3082).
Op 25-01-1757 wordt Gerrit Harms Spijker nog genoemd in het breukregister in verband met een ruzie in zijn woning, waarbij Jan Gerritsen Vleege het middelpunt geweest schijnt te zijn. Veel anderen waren bij de ruzie betrokken (bron: AHA inv. nr. 3242).
In 1761 nog vermeld in het belastingregister van kerspellasten. In 1762 staat Hermen Spiker als hoofdbewoner van het erf vermeld. | Notities overlijden | In 1761 nog vermeld in het belastingregister van kerspellasten. |
|