naam: | Jan Wiggersen Bramer |
van: | Frieseveen (Vriezenveen) |
leeftijd: | 30 jaar | beroep: | schoenmaker |
adres: | O. Bierkaij (heet nu Oudezijds Voorburgwal -tussen Oudekerksplein en Damstraat-) |
ouders: | |
geassisteerd met: | moeders consent |
echtgeno(o)t(e): | Rijntje Jans wed. van Wessel Jansen (zie ook notities bij overige info) |
van: | Emden |
leeftijd: | 45 jaar (afgeleid van de leeftijd in haar eerste huwelijksakte 26 jaar in 1671) |
adres: | o. bierkaij (heet nu Oudezijds Voorburgwal -tussen Oudekerksplein en Damstraat-) |
ouders: | moeder heet Grietje Jans (afgeleid uit de eerste huwelijksregistratie van Rijntje in 1671 waarbij haar moeder getuige was) |
geassisteerd met: | |
kinderen: | 1. Fredrik geboren ca. 1685 (uit een eerder huwelijk van Jan Wiggers Bramer?) (trouwt te Amsterdam in 1716 is dan 30 jaar) | overige info: |
Bij huwelijk van zoon Fredrik in 1715 te Amsterdam staat vermeld dat vader Jan Wiggers Bramer dan woonachtig is te Vriezenveen, of dit echt zo is blijft toch wel de vraag; hij is namelijk getuige bij de dopen van twee van zijn stiefkleinkinderen in 1716 en 1720 (Wessel Mulder en Hester Mulder kinderen van stiefzoon Albert Mulder en zijn echtgenoot Aaltje Blank)! Mogelijk ook was hij toen al weer teruggekeerd naar Amsterdam. Jan Bramer wordt begraven op 4-12-1726 in de Oude Kerk en wel in grafnummer 36 in de Sint Sebastiaanskapel te Amsterdam, volgens informatie van het grafregister zou hij wijnkoper zijn: zie voor meer informatie inzake de link met de Vriezenveense Bramers de genealogische database van Onweersberkhof.com; kijk hiervoor in de alfabetische index van de database. Rijntje Jans wordt op 1-5-1713 begraven in Amsterdam als Rensie Jans Bramer, voor haar huwelijk met Jan Bramer was ze maar liefst 3 x eerder getrouwd geweest: 1. 6-6-1671 met Joost Jansz. van Ossenbrugge (Osnabrück?) van beroep een snijder (kleermaker), Rijntje heet dan Rensje, heet afkomstig te zijn van Emden en is dan 26 jaar en woont ook dan al op de Bierkaij 2. 3-3-1673 met Hendrick Hendricksen van Hamburgh van beroep een zeevarensman, Rijntje heet dan Rintie, is weduwe van Joost Jansen en heet afkomstig te zijn van Emderlant en is woonachtig op de "Swarte Laeckensteeg op de Bierkaij" 3. 1-5-1676 met Wessel Jansz, ook wel Mulder, van beroep lakenbereider 24 jaar, Rijntje heet hier Rinsje en is de weduwe van Hendrick Hendricks en heet hier afkomstig te zijn van Aurik (Aurich) en is woonachtig op de Bierkaaij. Wessel Jansz Mulder koopt op 4-5-1685 een pand aan de zuidzijde van de Zwartlakensteeg voor 1150 gulden. Wessel Jansz overlijdt in 1690 en wordt op 19 januari van dat jaar begraven op het Sint Antoniekerkhof, volgens het begraafregister 4 kinderen nalatend. De 4e echtgenoot van Rijntje Jan Bramer neemt dit pand over en bezit ook 2 andere panden volgens de kohieren van de 100e/200e penning. Nog een ander pand in de Zwartlakensteeg en een kapitaal pand aan de Oudezijdsvoorburgwal dat hij vanaf 20-2-1702 als zijn bezit kon beschouwen (volgens de kwijtscheldingsake van verkoop uit 1719). Overigens draagt hij voor dit kapitale pand al vanaf 1693 de 100e/200e penning af. Deze bedraagt dan 57 gulden en 10 stuivers. Voor het voormalige pand van Jan Wessels bedraagt de verponding 14 gulden (vanaf 1701 19 gulden) en voor het andere pand dat Jan Bramer in de Zwartlakensteeg bezit moet hij jaarlijks 18 gulden neertellen. Jan Bramer en Rijntje laten op 20 oktober 1709 hun testament maken bij notaris Pieter Carel en stellen (stief-) zoon Albert Mulder aan tot enig erfgenaam, onder uitsluiting van alle anderen. Van Albert Mulder staat vermeld dat hij op het moment van opmaken van het testament dat ook door hem wordt ondertekend op het punt stond naar het buitenland te vertrekken, kennelijk voor zaken. Mocht de erfenis hem toekomen op het moment dat hij in het buitenland zou vertoefen dan moest zijn oom Hendrick Jacobs en zijn goede bekende Matthijs Schonenberg zijn belangen vertegenwoordigen in de erfenis. Op 28 april 1713, als Rijntje is overleden, koopt Albert zich bij Jan Bramer uit inzake de spullen die Jan en zijn vrouw gemeenschappelijk hebben bezeten, in ruil voor zorg voor kleding, kost en inwoning, drank en andere behoeften. Albert moet zijn stiefvader wekelijks ook een zakcentje geven van 1 gulden en 10 stuivers en heeft de plicht hem een keurige begravenis te bezorgen mocht hij komen te overlijden. Mocht Albert Mulder komen te overlijden dan zal de plicht tot zorg van Jan Bramer overgaan op de weduwe van Albert Mulder en mochten ze niet tot een vergelijk op dit gebied kunnen komen dan moet diezelfde weduwe Jan Bramer 2.500 gulden betalen, waarna ze van de plicht tot zorg ontheven zou zijn. Jan Bramer verkoopt het huis en erf aan de Oudezijds Voorburgwal nr. 132 (huidige nummering) voor maar liefst 7.000 gulden aan een zekere Gerrit Schuurman afkomstig van Steenwijk op 18-7-1719 (medecomparant is Albert Mulder een wijnkoper, kennelijk de zoon uit het vorige huwelijk van Rijntje). De lokatieaanduiding van het pand wordt genoemd aan de O.Z. Voorburgwal of ook wel Delftse Bierkaai tussen de Blauwlakensteeg en de Zwartlakensteeg. Gezien het statige pand dat Jan Bramer in Amsterdam bewoonde lijkt het erop dat hij het schoenmakersbestaan vaarwel heeft gezegd en evenals de eerdere echtgenoot van zijn vrouw (Wessel Mulder) en ook evenals zijn zoon Fredrik Bramer actief was in de lakenindustrie en/of handel. Volgens de informatie van het begraafregister was Jan evenals zijn stiefzoon ook nog eens wijnkoper. De Zwartlakensteeg heette niet voor niets zo, er was daar in de 17e eeuw een concentratie van lakennijverheid en ik vermoed dat Jan Bramer hier toch een aardig aandeel in heeft gehad. Zie voor een afbeelding van de woning de site betreffende Vriezenveens-Amsterdamse woningen. Jan Bramer staat in de kohieren van de 100e/200e penning nog tot en met 1732 als eigenaar van de panden aan de Zwartlakensteeg vermeld, hoewel hij dan reeds enkele jaren is overleden. Stiefzoon Albert Mulder neemt de panden over en wordt in de kohieren van de 100/200e penning vanaf 1734 als eigenaar genoemd. |