ondertrouwakte 4-11-1695 Amsterdam

naam: Femmetje Keijsers
van: 't Vrieseveen (Vriezenveen)
leeftijd: 33 jaar
adres: woont tot Sgravenhage ('s-Gravenhage)
ouders: ouders dood
geassisteerd met: Margrietje Bronmans
echtgeno(o)t(e): Luijcas Spruijtenburgh wednr. van Engeltje van Brojel
beroep: glaskooper
van: Amsterdam
leeftijd: 31 jaar (afgeleid uit 1e huwelijksakte uit 1685)
adres: Nieuwezijds Achterburgwal
ouders:
geassisteerd met:
kinderen: 1. Hendrickus, gedoopt 25-12-1696 Oude Zijds Kapel, getuigen Jan Dircksen Verhaal (?) en Aeghtie Schouten
2. Fredrikus, gedoopt 11-1-1699 Oude Zijds Kapel, getuigen Jan Fransen en Geesie Keiser
overige info: Lucas Spruijtenburgh was eerder getrouwd op 21-4-1684 met Engeltje Jans Bruel, bij zijn 2e huwelijk met Femmetje Keijser wordt zij van Bruel genoemd, elders ook Engeltje van Broijel. Lucas is in 1684 nog varensman en 25 jaar.
In 1715 is het echtpaar getuige bij de doop van Hendrina Rooseboom in de Oudezijdskapel, dochter van de eveneens Vriezenveense Jannetje Keijsers en Lubertus Rooseboom . Luijcas Spruijtenburgh is verder nog getuige bij het huwelijk van Jannetje Keijser en Lubertus Rooseboom in 1713. Vermoedelijk is Femmetje Keijsers een tante van Jannetje Keijsers. Femmetje Keijser is in 1729 ook nog getuige bij de doop van Hendrina, dochter van de Vriezenvener Fredrik Engbers (Blaauw), zie huwelijk Amsterdam 1724). Femmetje wordt begraven op 30-7-1740 in de Oudezijds Kapel, ze moet toen ongeveer 78 jaar oud geweest zijn en liet volgens de begrafenisregistratie meerderjarige kinderen na. Lucas Spruijtenbergh is overleden op 12-1-1727 volgens de akte van boedelscheiding uit 1731.
Het echtpaar Spruijtenberg-Keijsers heeft gewoond aan de Spuistraat 4, toen genaamd Nieuwezijds Achterburgwal. Het pand is later bekend geworden als de volkskeuken. Het pand was gedeeltelijk door koop al vanaf 1706 in het bezit van het echtpaar. Lucas moet aardig bij kas zijn geweest want in 1714 koopt hij voor 5.150 gulden ook nog een pand aan de oostkant van de Geldersekade bij de Waterpoortbrug. De weduwe van Lukas, Femmetje Keijsers verkoopt het pand aan de Spuistraat op 15-7-1738 voor 8.000 gulden(!) aan Everardus Zegerius (op dat moment net weduwnaar van de Vriezenveense Jannetje Docters). Everardus woont op het moment van verkoop al in het pand. Naast een overeenkomst in beroep, -zowel Everardus Zegerius als Lukas Spruijtenberg waren glaskopers- waren beiden met een Vriezenveense getrouwd, waarbij de familie Keijser beide glasfamilies mogelijk ook nog eens tot verwanten maakt. Zie voor een uitleg van die verwantschap het huwelijk van de Vriezenvener Frederik Engbers (Blaauw) in 1724 te Amsterdam. De moeder van Fredrik Engberts (Blaauw) en Jannetje Docters (broer en zus) was Harmpie Hendriks en haar familienaam was waarschijnlijk ook Keijsers.

Tussen een zoon uit het eerste huwelijk van Lucas Spruijtenbergh, genaamd Dirk Spruijtenburgh en Femmetje Keijsers (vertegenwoordigd door Everhardus Zegerius) ontstaan problemen over de boedelscheiding na het overlijden van Lucas. Een uitvoerige beschrijving van zaken en schulden komt uit de boedelscheiding naar voren die tot stand is gekomen door bemiddeling van 2 advocaten. De grote rijkdom van het echtpaar Spruijtenburgh-Keijsers komt uit de boedelscheiding naar voren, zo bestaat het contante geld uit de enorme som van meer dan 16.000 gulden. De totale boedelwaarde wordt op ruim 67.000 gulden gesteld. De meubelen omvatten 1700 gulden van de boedelwaarde, juwelen en kleinoden 1008 gulden, 2 woningen 1 aan de Nieuwezijds Achterburgwal wordt een waarde van 8500 gulden toegerekend en nog een woning aan de Geldersekade, waar stiefzoon Dirk Spruijtenburgh woont, wordt een waarde van 11.000 gulden toegekend. Een aantal Vriezenveners komt in de boedelscheiding naar voren die schulden had aan het echtpaar, te weten Harmpie Hendriks (Keijser) -ik neem aan een zuster van Femmetje Keijsers- die 800 gulden schuld had, Fredrik Blaauw haar zoon in Amsterdam wonend (elders vaak Fredrik Engbers genoemd), had een schuld van 1300 gulden, het echtpaar Rooseboom-Keijsers (zie Amsterdamse huwelijk 1713) was het echtpaar Spruijtenburgh-Keijsers 100 gulden schuldig en tenslotte zijn de erven van Gerrit Kruijs (ook een Vriezenveense Amsterdammer) nog 99 gulden en 6 stuivers schuldig. Ten laste van de boedel komt ook 1250 gulden aan kostgeld rouwklederen en vermis van de kas betrekking hebbend op Everhardus Zegerius die dan kennelijk al een poosje in de kost is geweest bij het Femmetje Keijser en die duidelijk meer vertrouwen geniet van Femmetje Keijsers dan haar stiefzoon Dirk Spruijtenburgh.


terug naar index
Last updated 23.07.2007

© 2005-2006 Erik Berkhof Amsterdam. e-mail: onweersberkhof (at) chello.nl