ondertrouwakte 27-06-1738 Amsterdam

naam: Barentje Raphuijsen (NB bij haar eerdere huwelijk heette ze nog Raphuijs en tekende ook zo; nu tekent ze echter als Raphuijsen) wed. van Jacobus Zaal
van: Swol (Zwolle) ouders beide afkomstig uit Vriezenveen (zie notities eerste huwelijk 1720)
leeftijd:
adres: Prinsegracht
ouders:
geassisteerd met:
echtgeno(o)t(e): Geurt Geutges
beroep: houtteller (bron Quotisatiekohier 1742)
van: Meurs
leeftijd: 52 jaar
adres: Reguliersdwarsstraat
ouders: dood
geassisteerd met: Reijnier Roest
kinderen: geen kinderen bekend
overige info: zie ook huwelijk Barentje 1722 te Amsterdam met Jacobus Zaal.
Het echtpaar is in goede doen. In het personeel quotisatiekohier van 1732 wordt Geurt aangemerkt als kapitalist. De huurwaarde van hun woning aan de Prinsengracht nummer 1131 huidige nummering bedroeg 270 gulden en het jaarinkomen van Geurt werd op 1.500 gulden gesteld. Het pand wordt in 1774 door de erven Geurt Geutges verkocht voor 5.650 gulden. Tot die erven behoorden een aantal leden van de familie Raphuijs. Dit blijkt uit het testament van Barentje Raphuijs opgemaakt op 27-9-1764 bij notaris Beukelaar voor haar aandeel in de gemeenschappelijke boedel. In dit testament noemt ze zich gewoon weer Raphuijs, ze is bij het opmaken van het testament "onpasselijk van lighamen, haare zinnen, verstand en duijtsprake wel hebbende ende gebruijkende, als uijterlijk bleek". Ondanks haar zwakke gesteldheid leeft ze toch nog langer dan 1 jaar. Ze wordt op 3-4-1766 begraven in de Zuiderkerk. De erven van haar kant zijn nichten en neef Johanna Raphuijs echtgenoot van Teunis Sieuwerts, Jan Raphuijs, Aaltje Raphuijs en Trijntje Raphuijs echtgenote van Claas de Vries (zie huwelijken Amsterdam 1723). Verder de nichtjes Catharina ten Broek, Geesje ten Broek, Maria ten Broek en Christina ten Broek. Zij delen allen voor 1/8 deel in het aandeel van de boedel van Barentje Raphuijs.
Christina wordt in het bijzonder extra bedeeld met 1.000 gulden en verder krijgt ze een bed met toebehoren en alle klederen van linnen. Neef Jan Atrop ontvangt een legaat van 250 gulden. Laatstgenoemde deelt niet mee in de verdere boedelscheiding. Nicht Berndina ten Broek, die ook niet meedeelt in de verdere boedelscheiding, krijgt de damasten japon en de fluwelen schoudermantel toegedeeld. Verder gaan de dagelijkse wollen klederen nog naar de eerdergenoemde Vriezenveense nicht Trijntje Raphuijs.

terug naar index
Last updated 20.8.2007

© 2005-2006 Erik Berkhof Amsterdam. e-mail: onweersberkhof (at) chello.nl