In 2009 zijn Frans Harwig uit Hasselt en ik begonnen met een omvangrijk project, het transcriberen van de dagboeken van Jan Kruijs, waarvan de afschriften aanwezig zijn in het archief van de Vereniging Oud Vriezenveen. De dagboeken van Jan Kruijs omvatten in totaal 12 delen en beslaan de jaren 1817 tot en met 1830. Inmiddels hebben we 3 delen afgerond en zijn we met het 4e deel behoorlijk ver gevorderd.
Frans Harwig uit Hasselt (overleden in 2012)
Frans en ik kennen elkaar al uit de zeventiger jaren toen we met elkaar in aanraking kwamen in verband met onze wederzijdse belangstelling voor onze voorouders uit Vriezenveen. Frans heeft alles wat los en vast zit van de familie Harwig verzameld, een echt levenswerk. De stamvader Johannes (geboren ca. 1650 in Gotha in Duitsland), die secretaris van Vriezenveen was, heeft tot op dit moment nazaten in Nederland, maar ook in Australië, Canada, Denemarken, Engeland, Indonesië, USA, Nieuw Zeeland en Zuid Afrika. Naamgenoten leven/leefden in Duitsland, Frankrijk, Hongarije, Letland, Oostenrijk, Polen en Tsjecho Slowakije. Alle Harwiginformatie wordt door Frans op nauwkeurige wijze geordend en gerangschikt; zo werkt hij aan een nieuwe complete namenlijst van alle Harwigjes die hij in de loop der jaren verzameld heeft. Frans is altijd content met nieuwe informatie over de familie Harwig, waarvan bij deze acte. Ondanks zijn leeftijd, Frans is inmiddels 83 jaar, houdt hij alle moderne technieken goed bij. Hij beschikt over uitstekende computervaardigheden wat de communicatie met zo'n groot project als het transcriberen van de dagboeken van Jan Kruijs een stuk eenvoudiger maakt. Daarbij beschikt Frans over een flinke dosis humor wat de samenwerking nog eens extra aangenaam maakt. Frans doet het meeste werk. Hij maakt de transcriptie en stuurt die naar mij, waarbij ik het controleer en uiteindelijk samenvat tot één geheel, waarbij de tekst door mij geschikt wordt gemaakt voor publicatie op het internet. Bij dit project wordt alles gepubliceerd op de website van de Vereniging Oud Vriezenveen. Frans en ik hebben al eerder dergelijke projecten gedaan. Zo heeft Frans in 2006 geholpen bij het ontrafelen van het Kasboek van de weduwe scholtinne Claas Jansen Kruis uit de jaren 1739-1740. Deze is ook op het internet gepubliceerd.
afbeelding van Jan Kruijs 1767-1830, afbeelding van de Vereniging Oud Vriezenveen
Dit transcriptieproject is echter wel wat omvangrijker en gaat zeker een aantal jaren in beslag nemen. Transcriptie wil zeggen dat je een oud handschrift omzet naar een moderne, beter leesbare, variant. Daarbij blijft de oude spelling wel gewoon intact. Dus oude woorden en begrippen wijzigen we niet. Ook voor ons transcribenten zijn de oude woorden soms lastig te begrijpen. Vaak kom je trouwens door het lezen van veel tekst wel achter de betekenis van bepaalde begrippen die Jan Kruijs gebruikt in zijn dagboek. Zelf gebruikt hij het woord Annotatien voor zijn vrijwel dagelijkse aantekeningen van alle wetenswaardigheden die hij van belang achtte.
Inhoud van de dagboeken
De aantekeningen van Jan Kruijs gaan over alle gebeurtenissen die voor de Vriezenveners destijds van belang waren, bestuurlijke aangelegenheden, ziekte, dood en verderf. Maar ook notities over familiebezoeken, jubilea, verjaardagen en dergelijke kom je regelmatig tegen in zijn dagboeken. Daarnaast, of misschien beter gezegd vooral, heel veel informatie over weersomstandigheden, waarbij de temperatuur soms om de paar uur werd genoteerd. Het weer was in die tijd van groot belang, de voorspoed van een agrarische samenleving was volledig afhankelijk van gunstige weersomstandigheden. Wateroverlast was een veelvoorkomend probleem al had de nieuwe watermolen (1818) wel enige verlichting gegeven. Zelfs voor de schout Jan Kruijs waren agrarische bezigheden en dus de staat van het weer, van groot belang. Hij bezat landerijen die gemaaid en gehooid moesten worden, boekweit dat gezaaid moest worden, veen dat afgestoken moest worden etc. In zijn dagboeken doet hij hiervan gedetailleerd verslag.
Een bijzonder Vriezenveens weerfenomeen uit die tijd waren de stinkende walmende nevelwolken die Vriezenveen in het voorjaar met noordoosten wind vanuit het hoogveen binnentrokken en het dorp dagenlang in een verstikkende smog konden hullen. Oorzaak was het gebruik om de bovenste veenlaag in het voorjaar af te branden om boekweit te kunnen zaaien. Uitvoerig schrijft Jan Kruijs over winters plezier en ongemak.
De strenge winter van 1823 had veel ongerief tot gevolg, zo vroor het op 23 januari 1823 meer dan 10 graden in de keuken van de schout en zelfs bijna 20 graden in de keuken van schoonzoon Lucas Brouwer te Almelo. Overigens twijfelde Jan Kruijs wel aan de zuiverheid van deze laatste meting. De kinderen van Jan Kruijs gingen op de schaats naar Almelo. In de loop van de winter was het ijs totaal kapot gevroren en was schaatsen niet meer mogelijk. De grote rivieren van ons land waren allemaal dichtgevroren en veel mensen verloren door de vrieskou het leven. In Vriezenveen maakt Jan Kruijs geen gewag van doodgevroren mensen. Wel noteert hij op 23 januari in zijn dagboek: "Bij Willem Bramer is dezen nacht een kalf doodgevroren. Men zal van deze buitengewone koude meer horen". En daarmee had hij een vooruitziende blik. Nog steeds staat januari 1823 met een gemiddelde temperatuur van -7 graden celcius bekend als de koudste januari sinds de temperatuurmetingen in 1736 een aanvang namen!
Naast veel informatie over het weer en de staat van de landbouw wordt er door Jan Kruijs veel aandacht besteed aan de prijzen van vee en landbouwproducten. Maar interessant zijn natuurlijk de aantekeningen over belangrijke persoonlijke en politieke gebeurtenissen.
Uitgebreid en herhaald wordt stilgestaan bij de problemen van de aanstelling van de nieuwe meester toen schoolmeester Warmelink was overleden in 1817. De Vriezenveense dorpelingen wensten de aanstelling van een zekere Hoefman, zoon van de Hammer schoolmeester Adolph Hoefman. Deze had na het overlijden van Warmelink tijdelijk het meesterambt uitgeoefend en had de harten van de Vriezenveense bevolking gewonnen. Echter hij had geen onderwijspapieren in de Franse en Duitse taal. Kruijs beschrijft in zijn dagboek hoe Hendrik Hofstede, Hendrik Mollink, Gerrit Prinsen, Derk Miskotte en Hendrikus Koes stad en land afreisden om Hoefman als hun meester van Vriezenveen benoemd te krijgen. De provinciale schoolopzichter verwijderde Hoefman echter van de school en er werd met ingang van 1 mei 1817 een andere 'meer bekwame' meester aangesteld door de gravin van Rechteren. Het was Derk Eshuis, afkomstig uit Almelo die wel Frans en Duits kon doceren. Niet onbelangrijk in een handelsdorp als Vriezenveen zou je denken. De schoolmeester die destijds, -bij afwezigheid van een orgel dat te frivool en vrijzinnig werd geacht-, ook voorzanger in de protestantse kerk was om het zingen in goede banen te leiden kreeg het echter zwaar te verduren. Het zingen in de kerk werd door een groepje jonge kerkgangers Eshuis onmogelijk gemaakt door tijdens het zingen dusdanig kabaal te maken dat het toonhouden door de voorzanger onmogelijk werd gemaakt. Ook een aantal meisjes was bij deze ordeverstoringen betrokken. Dit ging zo weken achtereen door terwijl ook nog eens 23 ruiten sneuvelden van de woning waar Derk Eshuis in de kost was. Het gerechtshof begon zich met de zaak te bemoeien en de voltallige kerkenraad moest zich op 20 juni 1817 in Almelo voor het gerecht verantwoorden voor de ongeregeldheden tijdens de kerkdiensten. Een vermanende toespraak van ouderling Waanders in de kerk mocht aanvankelijk niet baten, maar scheen uiteindelijk haar uitwerking niet te missen. Op 6 juli 1817 schreef Jan Kruijs in zijn dagboek: "Met het zingen ging het heden geregelt".
Daarna was de kou kennelijk uit de lucht want Kruijs schrijft er verder niet meer over.
Opvallend in de hele kwestie is de rol van de Gravin van Rechteren die ondanks de Franse Revolutie (1795-1813), naast de provinciale gouverneur, nog steeds een flinke vinger in de pap had inzake de schoolmeestersaanstelling. Bepaalde zaken leken nog steeds hun oude loop te nemen. Datzelfde gebeurde bij het innen van de boterpacht. Deze werd volgens de dagboekaantekeningen nog steeds jaarlijks op Sint Martini voor de Heer van Almelo door de schout en de predikant van Vriezenveen, samen met de rentmeester van Huize Almelo, geïnd. Of Jan Kruijs nu een patriot of een prinsgezinde was in de tijd van de Franse Revolutie is onduidelijk. Hij schrijft aanvankelijk vrijwel jaarlijks in zijn dagboek over de feestdag van de slag van Waterloo en de overwinning op de Fransen. Deze dag werd destijds als een dank- en bededag gevierd in de kerk. Zijn terugblik in 1823 naar zijn verblijf in Amsterdam, waar hij woonde toen de Fransen Nederland binnenvielen, verraden echter wellicht toch patriottische sentimenten. In elk geval schrijft hij in zijn terugblik niet negatief over die omwenteling, die destijds op Jan Kruijs in Amsterdam grote indruk moet hebben gemaakt:
den 19 Jan: 1823
Heden nacht en voormiddag
sneeuw met geringe koude.
Heden 28 Jaren, zijnde in 1795
geleden trokken de Franschen
in Amsterdam. Ik was destyds aldaar nog woonachtig,
en weduwnaar, onze bewoonde
Huis en Winkel stond op
het water voor de papenbrug. Des avonds te voren
was de geheele stad in
beweging; doch er wierd hoegenaamd geen moedwil bedreven. Des morgens van dezen
dag zag de eerste Franschen
eene patrouille van 12 of 16 man
op den Dam, voor het stadhuis aankomen. Den volgende
dag tegen den avond rukten
2000 man Cavallerie binnen;
en des avonds kwam ook nog
voetvolk binnen. Men plante een vrijheidsboom voor het
stadhuis en den geheele stad
was die dag op de been en
vol gejuig.
Papenbrug met huizen aan 't Water (nu het Damrak) te Amsterdam. In één van deze huizen moet Jan Kruijs in 1795 hebben gewoond.
Dit soort zaken en vele andere wetenswaardigheden staan vermeld in de dagboeken van Jan Kruijs. Zoals over het smartelijk lijden van de dochter van Gerrit van 't Rot die uiteindelijk aan de verwondingen van een brand overleed omdat ze haar bezittingen wilde redden, over zoutsmokkel en de tragische doodslag van nachtwaker Nijkamp door de grensjager Menge en over de zoutsmokkelaars Webbink en Grobben, over de brand die de boerderij van Frederik Aman trof en over Barend Fijnebuik een timmerman uit Zwolle die in Vriezenveen een menigte mensen op de been wist te brengen met bijbelse huispredikaties. Verder werden door Jan Kruijs jaarlijks de namen van ingelote dienstplichtigen genoteerd en kunt u in de dagboeken achterhalen of uw voorvaderen onder de dienstplicht uit probeerden te komen of zich juist als vrijwilliger aanmelden, zodat een ingelote dienstplichtige vrijgesteld kon worden. Dit soort zaken en nog veel meer interessante Vriezenveense historische wederwaardigheden treft u aan in de dagboekaantekeningen van Jan Kruijs. Om het dagboek toegankelijker te maken is een alfabetische index gemaakt. De dagboeken zijn te vinden op deze site. Zie ook het menu boven aan deze websitepagina, waar elk deel, inclusief de namenindex, kan worden aangeklikt
naschrift: In 2012 heb ik, na een tip van de Vriezenveense gemeentearchivaris Hessel Boonstra, een bezoek gebracht aan het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) gevestigd op de Alexanderkazerne te Den Haag. Hier blijkt een heel Kruijs archief gedeponeerd te zijn, met een schat aan genealogische aantekeningen van heel Vriezenveen (de jaren 1683 tot ca. 1770 omvattend). Dit aan de hand van een aantal belastingregisters die ik voor een groot deel nog steeds niet heb kunnen ontdekken in het Historisch Centrum van Overijssel. Belangrijke aantekeningen dus.
Ik citeer hierna uit de door D.H. van Velden in 1998 in het kader van een stageopdracht gemaakte inventaris van het archief Kruijs dat in Den Haag is te vinden:
" Het archief Kruys werd gevormd door Claas Kruys (1867-1945) en zijn zoon Josephe Edouard Hubert Kruys (1901-1959). Beiden hebben zich gedurende lange tijd beziggehouden met genealogisch onderzoek naar hun voorouders. Correspondentie met diverse gemeentearchieven en andere rijksinstellingen vormt dan ook een belangrijk deel van het archief. Naast informatie van genealogische aard zijn er ook diverse stukken uit een ver verleden in de collectie Kruys te vinden. Een voorbeeld hiervan zijn de bewaard gebleven dagboeken van Jan Kruys (1767-1830), die de periode 1817-1830 beslaan.
Op 28 januari 1993 werd het archief, dat de periode 1667 - 1992 beslaat, overgedragen aan de afdeling Maritieme Historie van de Marinestaf door mevrouw Judith Annette Weijerman-Kruys (1937). In 1998 is het familiearchief, in het kader van een stage bij het Instituut voor Maritieme Historie, door mij geïnventariseerd."
Tot zover het citaat. verrassend genoeg bleken er in Den Haag 14 delen van het dagboek aanwezig. De afschriften in Vriezenveen en de door Frans en mij getranscribeerde dagboeken, tellen slechts 12 dagboeken. Er zijn er dus nog twee. Helaas mogen deze door onderzoekers niet gefotografeerd worden aangezien fotograferen op militair terrein verboden is en dit archief daarom ook onder deze verbodsbepaling valt. Dat is jammer. Het mag wel tegen commerciële (lees hoge) kosten in opdracht gefotografeerd worden, maar ja, als het zoveel moet kosten is de lol er snel af. Wij (Frans en ondergetekende) doen/deden zelf altijd alles pro-deo en zijn soms best bereid wat onkosten te vergoeden, maar het moet niet in de papieren gaan lopen. Jammer dus deze opstelling van het NIMH, die afwijkt van wat in de meeste andere archieven gangbaar is. Doorgaans mogen archiefstukken hier door bezoekers gewoon kostenloos gefotografeerd worden. Dat houdt in dat ik dit stukje transcribeerwerk niet op ga pakken. Inmiddels is Frans helaas ook overleden en is me daarmee ook een vruchtbare samenwerking ontvallen. Bij het NIMH mogen wel kopiën worden gemaakt van niet kwetsbare archiefstukken bijn het NIMH, maar daar vallen veel oudere archiefstukken en zeker de dagboeken van Jan Kruijs al vrij snel onder. Het is dus een verhaal van jammer, maar helaas.
Erik Berkhof, Amsterdam 20 december 2009 en geactualiseerd en bijgewerkt op 19 juni 2014.