terug naar index van Eyck-bijlagen volgende vorige  


geromantiseerd historisch verhaal van Frouck van der Hooning over de familie van Eijck-Smijnga te Oudehaske:

           EEN FAMILIEHISTORIE
           door
           Frouck van der Hooning

De buurtschap in Oude Haske is het er wel over eens dat Cornelia Gerbens Smijnga, de vrouw van Lammert van Eijck jr. een flinke vrouw is. Ze is goed bij en als haar man weg is beheert ze de kleine winkel. En haar zoontje Gerbrand Lammerts van Eijck ziet er met z'n verwarde bruine krullen soms uit om te stelen.
Maar nu en dan worden de hoofden bij elkaar gestoken. Ze heeft hele verhalen en ze kan erg mooi vertellen. De jongeren lachen om haar verzinsels, maar de oudere vrouwen weten wel beter.
Want de Cornelia Gerbens is de onwettige kleindochter van de jonker van Smijlia. Haar grootmoeder heeft in 1769 een zoon gekregen. Ze noemde hem naar haar vader, Gerben Aukes Smijnga. En deze Gerben leek als twee druppels water op de jonker van Smijlia. Cornelia is een dochter van hem uit z'n tweede huwelijk.
En zoals een goed kind naar z'n vader aardt, heeft ook zij de donkerbruine krullen en 't gezicht met het hoge voorhoofd van Gerben Aukes geëerfd. Ze weet het geheim van haar afkomst. Het geheim, dat allang geen geheim meer is.
Als ze haar klanten, die om pondjes suiker, rijst en andere boodschappen komen, geholpen heeft, gaat ze naar de achterkamer achter de winkel.
Sinds 't begin van de herfst weet ze, dat ze haar tweede kind draagt. Ze is er blij mee. Ze is bezig met de kleine uitzet. Ze kan nog veel gebruiken van Gerbrand. Anders naait ze er het nodige bij. Daar is ze handig in. En als de klingelende winkelbel in rust is, kan ze zitten dromen. Ondertussen bewegen haar handen. Want zei haar moeder niet altijd: "Een vrouwenhand en een paardestand staan nooit stil".
Haar dromen? Ze weet dat het een hersenschim is. Ze weet dat ze de dochter is van Gerben Aukes.Dat hij de onechte zoon is van de jonker... Maar in haar dromen is hij de èchte zoon en zij de èchte kleindochter.
Terwijl haar handen zich reppen is ze op de State van de van Smijlia's. Ze heeft 'm nooit gezien, maar haar vader heeft het haar verteld. Geertje, haar halfzusje, had nooit zin om te luisteren. Die was ook al vlug getrouwd, met een koopman uit Joure. Haar vader heeft met z'n verhalen diepe indruk op haar gemaakt. Toch was ze nog maar vijf jaar, toen hij overleed. Maar moeder Frouckje heeft van haar man gehouden. Daarom heeft Cornelia veel met haar gepraat.

Cornelia is getrouwd met Lammert van Eijck jr.. Haar huwelijk is zeer gelukkig. Ze is een tevreden meisje geweest en groeit op tot een een tevreden jonge vrouw. Ze heeft een zonnig blij karakter. En toen vier jaar na haar huwelijk Gerbrand geboren werd, kende haar vreugde en dankbaarheid geen grenzen.
En nu zit ze daar op die januari middag 1839 in haar kleine kamer. Er ligt veel sneeuw dit jaar en ze heeft dikwijls medelijden als Lammert 's morgens moet melken. Gelukkig wonen de beide boeren, waar hij vaste koemelker is, dichtbij. En de stal is warm. Hij brengt altijd heerlijke melk mee. "Daar kunnen wij geen koe voor houden" zegt hij. Hij gaat een dag in de week met de kruidenierskar op stap. 't Is maar een licht wagentje, maar er zit veel ruimte in.
Ze hebben pas een nieuwe kedde gekocht, waar ze helemaal dol op is. Ze hebben goed grasland om huis. En indertijd heeft Lammert eigenhandig een stal getimmerd. Ze hebben ruim hun brood en dat is meer dan je van gezinnen in de dertiger jaren kunt zeggen. Dezelfde week brengt hij het meer bestelde nog weg. Ja, ze zijn echt dankbaar, want ze hebben 't goed. En ze kunnen nog wel eens wat missen.

Nu verwacht Cornelia haar tweede kind. Ze heeft weer een gemakkelijke dracht. Als ze met "open ogen" droomt, ze noemt het zelf "spinnen", zingt ze.
De februari maand is grillig. In maart wordt het zachter. Er zit iets van lentebeloften in de lucht. Ze heeft haar huis schoon.
Lammert zegt: "Als de kleine er is, moet ik toch dicht bij huis blijven. Dan ruim ik de schuur en de winkel op". "Ja, maar de schappen moeten geboend worden", stribbelt Cornelia tegen. "En dat is toch geen mannenwerk?" "O nee, dan zal ik je eens wat laten zien", pocht Lammert. "We moeten bij de boer toch ook de stallen uitmesten en schoonboenen, als mei in 't land is. Dat doe ik altijd met Jolke, de andere koemelker en je kunt van de grond eten! En zo'n stal is wat anders dan ons kleine winkeltje. Dat is een handomdraai! Heeft mijn vrouw nog meer briefjes in te brengen?" plaagt hij dan. "Als 't maar lege briefjes zijn"
Lammert heeft toch een andere aard dan de gewone man, peinst Cornelia. Zijn vader was klerk geweest, die was een half jaar voor z'n geboorte overleden. En z'n grootvader is ontvanger der directe belastingen geweest.
Lammert heeft z'n Pake wel gekend. Die heeft hem lezen, schrijven en rekenen geleerd. Ze hebben tot Pake stierf bij hem in huis gewoond. Moeder deed de huishouding. Ze woonden in Joure. Hij, Lammert, heeft een onbezorgde jeugd gehad. Pake heeft het huis op Mem's naam laten zetten. Er was een beetje geld maar ze hadden in ieder geval vrij wonen. Mem ging twee morgens in de week uit werken.
Onbewust van Cornelia's overpeinzingen zit hij tegenover haar. Rookt z'n lange pijp, waar hij erg zuinig op is, want het is ook een erfstuk van Pake.

Als de zon moeite doet om door de ochtendnevel heen te dringen, ligt Cornelia al weer in de bedstee. "Je moest het vandaag maar bij huis zoeken. Je kunt de baker wel waarschuwen", zegt ze met kennis van zaken.
't Wordt een prachtige dag, als de zon het een keer van de nevelsluier gewonnen heeft. Het wordt een drukke dag in de winkel. Alle vrouwen hebben ineens suiker nodig. Of koffie, of thee. Anders is het 's maandags vrij rustig.
De vorige week hebben ze 's zaterdags net als altijd allemaal rustig hun inkopen gedaan. Ze leven mee met Cornelia.
Pas als Lammert een papier op de deur plakt, omdat hij doodmoe is en de winkeldeur op slot draait, wordt het rustig.Op dat papier staat, dat er een dochter geboren is en moeder en kind het goed maken.
Cornelia ligt heerlijk na te zoezen in de warme knusse bedstee. Ze overdenkt meteen de naam, die ze aan haar kleine meisje wil geven. Haar moeder heette Froukjen. Maar Cornelia heeft in een oude familiekroniek gelezen dat je de naam ook kunt schrijven als Frouck.
Even pijnt het door haar heen. Ze denkt aan de eerste jaren van haar huwelijk. Ze was al vlug in verwachting. Lammert en zij rekenden vast op een zoon. Wieger zou hij heten, naar Opa, die zoveel voor Lammert betekend had. Het was een grote teleurstelling geworden. Het kindje, een jongetje, werd na de achtste maand spontaan geboren. Maar het was dood. Ze waren er beiden kapot van geweest. Maar toen ze in 1836 voor hun zoon een naam moesten kiezen, had Lammert beslist: "Geen Wieger, hij zou me altijd aan dat andere kindje doen denken. We noemen hem Gerbrand". Ze hadden, gevoelige mensen als ze allebei waren, die eerste tijd uit hun huwelijk bewust willen vergeten.
't Is wel even een teleurstelling als Lammert terug komt van 't gemeentehuis. De ambtenaar had de naam geweigerd en er Froukjen van gemaakt. "Toch blijf ik haar Frouck noemen", zegt Cornelia koppig.
En zo bleef het.
Gerbrand had ernstig naar z'n zusje gekeken. "Ze is nog zo klein. Met zo'n pop kun je toch niet spelen?"
Gerbrand is altijd een gemakkelijk kereltje geweest. Hij is leergierig en gaat 's winters graag naar school. Als ze vragen wat hij wil worden, zegt hij steevast: "Burgemeester". Frouck daarentegen is geen gemakkelijk kind. Ze kunnen haar niet naar school krijgen. Gerbrand probeert haar de beginselen van 't lezen, rekenen en schrijven bij te brengen. Maar 't is boter aan de galg gesmeerd. Ze timmert Gerbrand met het A.B.C. boek op z'n hoofd en roept: "Aa is een aapje, maar Gerbrand is de grootste aap". Gerbrand neemt dit niet en als ze met uitgestoken tong hard wegrent, pakt hij haar na een wilde ren en rollebollen ze samen over de grond. Gerbrand is groot voor z'n negen jaar en Frouck is tenger gebouwd, maar ze heeft een paar stevige vuisten.

Gerbrand gaat in de zomer met vader mee te "koemelken". En onder de goede leiding van Lammert leert hij 't vlug. Hij wil nu boer worden en misschien ook nog wel burgemeester. Maar dat zit 'm niet zo hoog.

Ondertussen is er weer een meisje geboren. Frouck heeft vol aandacht zitten kijken als moeder bezig was met de kleine kleertjes, voor het kind geboren werd. De winkel loopt nog goed, maar Cornelia vindt toch de mooiste uurtjes van de dag, dat ze met haar dochtertje in de kamer zit. Frouck heeft zich al gauw meester gemaakt van naald en garen. Ze vindt het prachtig als ze van oude lapjes kleertjes kan knippen en naaien voor haar Lappen Lijs. Een enkele keer moet moeder Cornelia haar helpen, maar al heel vlug kan ze het zelfstandig. Ze prikt de meest zonderlinge gewaden in elkaar. En ondertussen luistert ze gretig naar de oude verhalen over vroeger. Daar krijgt ze nooit genoeg van. Ze heeft een heel goed geheugen. Maar als moeder zegt dat ze, als ze lezen en schrijven kan, zulke verhalen zelf kan maken, omdat ze heel goed kan vertellen, weigert ze pertinent. Ook vader kan op dat gebied niets bij haar bereiken.

Moeder Cornelia krijgt het drukker, als Janke in de herfst geboren wordt. Maar Frouck is erg handig met het kleine ding. Ze zingt haar in slaap met de versjes die ze kent. Ze hoeven een vers maar een paar keer te herhalen. Dan kan ze het zonder fouten opzeggen.
Als ze haar vragen wat ze wil worden, zegt ze: "Naaister en later moeder van kindertjes".
Na Janke wordt er nog een derde dochter geboren, Geertje. Cornelia en Lammert zijn gelukig met hun opgroeiend gezin. Ook Geertje wordt veel door Frouck geholpen. Janke is eigenlijk de liefste van de vier kinderen. Van haar krijg je nooit een boos woord. Maar Frouck kan lelijk uitvallen als iemand haar te na komt. Dan geeft ze brutale antwoorden. Cornelia is eigenlijk een beetje bang voor haar grote dochter, die nu al negentien is. Ze kan naaien als de beste. En ze is ook vriendelijk, ze gaat elke zondag trouw mee naar de kerk. Ze is gezond en houd veel van lekker eten. Ze helpt niet graag in de winkel. Wel vindt ze het heerlijk om met haar vader bij de boeren in de omtrek langs te gaan. Ze hebben nu een echt paard, een bles. De wagen is ook groter.

Dicht bij Heerenveen staat een kleine boerderij. De jongens Gerrit en Hendrik boeren zo'n beetje op hun kleine gedoetje. Ze gaan ook wel drie dagen in de week uit "koemelken".
Frouck neemt deze klant altijd voor haar rekening. Niet dat ze zoveel bestellen, want de moeder is weduwe. Ze probeert met naaien een beetje bij te verdienen. Maar ze heeft zelf een gezwel aan haar rechterhand, zodat ze alles links moet doen. Frouck vindt haar eens in tranen. Ze heeft aan iemand beloofd een jurkje te naaien. Maar ze heeft nogal pijn in haar hand en ze ziet er haast geen gat in. Frouck pakt het jurkje mee, "ik maak het wel even voor u af", troost ze. "Ik heb van vader en moeder een naaimachine gekregen, daar kun je vlug mee opschieten. Dan breng ik het wel even terug op een avond. Deze machine naait zo heerlijk. Hij kan nu ook een stiksteek maken". Gerrits moeder kijkt het meisje aan. Ze vindt het een aardig meisje en wat kleed ze zich goed. Ze moet toch al ruim twintig jaar zijn.

Frouck en Janke mogen samen naar de Jouster merke. Die wordt altijd in september gehouden. Ze gaan met meerdere meisjes. Ze mogen met hun eigen wagen, heeft vader gezegd.
"t Topppunt van glorie".

Gerbrand heeft zich als boerenknecht besteed. De weduwe Hosper vroeg een flinke boerenknecht, om meteen toezicht op de arbeiders te houden. Er waren zes jonge mannen, maar Gerbrand was verreweg de flinkste.
Frouck en Gerbrand hadden dikwijls verschil van mening, Dan kon Frouck vinnig uitvallen tegen haar broer. Daarom is het rustifer geworden in het gezin.

Frouck, Janke en de vriendinnenschaar lopen over de markt.
Grote groepen jongens, ook dikwijls gearmd, zijn er ook. Ze keuren de meiskes. Dan ineens ziet Frouck bij de nogatent twee jongens staan die ze kent, Hendrik en Gerrit van der Heering. Ze heeft de beide broers, de zoons van Antje, ontdekt.Ze haakt haar los van de vriendinnenschaar en slentert ongemerkt met Janke in hun richting. Janke heeft ze in vertrouwen verteld, dat ze smoorverliefd is op die lange blonde Fries met z'n heldere lichtblauwe ogen.
Ze blijven staan bij de lapjeskraam. Dan krijgt Gerrit ze ook in het vizier. Verlegen lachend loopt hij met Hendrik in hun richting. En niet lang daarna lopen ze met z'n vieren. Frouck geeft Janke een wenk en haakt in bij Gerrit. Janke durft ook. "Ik ben bang dat we elkaar anders kwijtraken", verontschuldigt ze dit manuaal.
Hendrik, niet zo verlegen als Gerrit, vindt "Laten we een beetje uit de drukte gaan". Hendrik, die Janke best aardig vindt, zegt: "Laten we wat in het bosje wandelen, want de zon is nog warm".
En het duurt niet lang of Frouck en Gerrit slenteren samen verder. Hij kijkt haar van terzijde aan. Die kaperhoed staat haar om te stelen. Ze heeft de keelbanden losgestrikt. Ze heeft toen ze uit de drukte waren, z'n arm losgelaten. Maar nu pakt hij die beet.
Hij kent haar uit de verhalen van z'n moeder. En die avond, dat ze het jurkje, dat ze genaaid had, terugbracht heeft hij haar weggebracht. Gerrit is altijd leergierig geweest. Hij vertelt haar uit de boeken, die hij bij meester mag halen. En voor het eerst van haar leven verwenst Frouck haar stommiteit, dat ze niet wilde leren op school. Maar nu in dit stille laantje praat hij niet over boeken. Hij heeft z'n verlegenheid overwonnen. En hij slaat z'n lange armen om haar heen. Hij drukt haar voorzichtig tegen zich aan.
Ook Frouck heeft haar meisjesachtige schroom overwonnen en heft haar gezichtje naar z'n schouder. Ze hebben nu geen last van van de warmte meer...
Later vinden ze Hendrik en Janke terug.
En dan stoten Janke en Frouck elkaar aan. Want wie lopen daar stevig gearmd over de markt? Janke proest: "onze Gerbrand op vrijersvoeten met z'n bazin".
Frouck lacht: "Van mij mogen ze. Al is ze ook twaalf jaar ouder, ze ziet er goed uit. Je ziet niet, dat ze al zevenendertig is".
"Wacht we zullen net doen of we hen toevallig ontmoeten", stelt Frouck voor.
Ze haakt stevig in bij Gerrit. Haar blauwe ogen schitteren ondeugend. Ze stevent regelrecht op Gerbrand af. Die krijgt een hoogrode kleur. Hij heeft thuis nog nooit verteld, dat hij wilde trouwen met Jeltje. Hij is tenslotte vijfentwintig jaar en is niemand rekenschap verschuldigd. Jeltje en hij zijn het al een paar maanden eens.
Jeltje is al zeven jaar weduwe. Niets om je ergens voor te schamen. Daarom recht hij z'n rug en zegt met enige trots in z'n stem: "Mag ik je voorstellen aan m'n aanstaande vrouw". "Wat doen we deftig", lacht Jeltje, die behalve rijk ook hartelijk is.
"Zullen we even in de consumptietent gaan?" vraagt Gerbrand.
Hij geneert zich, omdat Frouck en Janke zo giegelen. Maar Jeltje zegt: "Ik ben blij dat met jullie kennis kan maken".
Ze wijst op Gerrit, die nog steeds Frouck's arm vasthoudt. "En jij hebt dan ook al verkering?" vraagt ze vriendelijk.
Nu is het aan Frouck om hevig te kleuren. Gerrit heeft z'n schroom afgelegd. Hij heeft het meisje gezoend, dat hij al zo lang uit de verte bewonderd heeft. "Als je het zo noemen wilt", stelt hij rustig vast.
In de tent zitten de meisjes. Ze hebben alle drie ook een vrijer opgeduikeld.
"We moeten over een uurtje naar huis", zegt Frouck. Gerbrand trakteert hen op koffie met gebak.

Gerbrand en z'n aanstaande vrouw overleggen nu alles samen en dat zal hopelijk wel zo blijven.
Uitstekend, want de vroegere wens om burgemeester te worden is niet uit z'n gedachten weggeweest. Hij wil de gloerie van z'n vroegere geslacht op hetzelfde peil brengen als vroeger, ook al is hij dan een bastaard achterkleinzoon van de jonker van Smijlia. De verre glorie is er toch. Aan die glorie hebben ze nooit veel gehad, maar hoe dan ook, hij is er toch trots op. En daar past nu zo'n armoedzaaier als die Gerrit van der Heering niet tussen.
Het valt hem op dat het gesprek tussen Jeltje en die vent heel geanimeerd is. Bij het afscheidnemen geeft hij de jongeman een koel knikje.

Gerrit en Frouck spannen samen de bles voor de wagen en hij rijdt hem handig de doorrit uit.
Terloops zegt hij: "Ik kan geen genade vinden in de ogen van je broer, let maar op, waar hij kan zal hij ons de voet dwarszetten".
"Laat ie 't maar proberen", antwoordt Frouck."Wanneer zie ik je weer?" fluistert hij, als ze even kwasie naar het hoofdstel van het paard, dat al ongeduldig wordt, kijken. "Ik kom donderdag met boodschappen, dan spreken we wel verder af", fluistert ze zacht.
Onder veel gelach en gegiechel zijn de meisjes ingestapt. Gerrit helpt Frouck op haar plaats. Hij drukt even stevig haar hand. Hij kijkt de wagen na. "Je hebt het aardig te pakken", constateert z'n broer lachend. "'t Is ook zo'n allemachtig lief deerntje", geeft die toe. "Maar als haar broer me op een of andere manier tegen kan houden, zal hij het niet nalaten",

"Je was nogal aardig aan 't woord met die armoedzaaier", zegt op dat moment diezelfde broer tegen zijn aanstaande bruid.
"Wie bedoel je?" vraagt Jeltje. "Voor een gewone jongen, die niets geleerd heeft, is die armoedzaaier, zoals jij het uitdrukt, goed bij de tijd. Vooral over het land en de waterschappen had hij een helder oordeel".
"Maar z'n moeder is maar een arme weduwe, die met naaien de kost moet verdienen en dat nog niet eens kan", sputtert Gerbrand tegen. "Vergeet niet, dat mijn overgrootvader een jonker van Smijlia was".
"Die een onecht kind verwekte bij een diensbode. Er wordt gefluisterd dat hij de vader zou zijn, maar wie zegt dat het geen praatjes zijn. Bovendien 't is bijna een eeuw geleden, dat die onechte zoon werd geboren. En de tijd verfraait zulke geschiedenissen altijd. Toe, zet eens een wat vrolijker gezicht. Zo ken ik je niet".
"Ik zal morgen naar m'n ouders gaan", vervolgt hij. "Vader en moeder zullen het ook niet willen toestaan. Tenslotte was de grootvader van mijn vader gemeente ontvanger en hij gold als een gezien burger".
Jeltje kijkt Gerbrand aan, rustig zegt ze: "Ik hoop dat je je zin niet krijgt, Gerbrand van Eijck. De jongelui houden van elkaar. Ik zal het aanmoedigen, ik wil die jongen best als zwager. Ik vind je zuster een leuke meid, maar ze is net als jij, een knap tikje hooghartig". Ze zijn op het erf van de boerderij aangekomen en het gesprek wordt afgebroken.

Reeds de volgende dag bezoekt Gerbrand z'n ouders.
Vol glorie vertelt hij, dat hij met Jeltje Sipkes Ykema gaat trouwen. "Ze is toch ouder dan jij bent", is het eerste dat moeder Cornelia zegt. "Zou je dat wel doen", vraagt z'n vader.
"Wanneer trouwen jullie?" "Volgend jaar november", antwoordt Gerbrand, "Jeltje wil nog even wachten. En dan kan ik zo langzamerhand een nieuwe eerste knecht inwerken".
Frouck en Janke zijn bij dit gesprek aanwezig. "We hebben haar gisteren met de Jouster merke ontmoet", zegt Frouck uitdagend. "Ze is een aardige vrouw en ze kan goed redeneren".
Zo, laat Gerbrand nu maar op komen draven met z'n nieuwtje over Gerrit.
Ze heeft het gisteravond zo terloops aan vader en moeder verteld. Die hebben er niet veel van gezegd. Gerbrand gaat regelrecht tot de aanval over.
"U moet Frouck kort en goed de omgang met die snuiter van van der Heering verbieden, Ik kom door mijn huwelijk nu weer een trapje hoger, maar zo'n jongen past niet bij ons".
Cornelia haalt de schouders op. ""Je vader zegt ook al zoiets. Maar tenslotte is Frouck eenentwintig geworden en ze kan zich in een huishouding heel goed redden.
Vanzelfsprekend moet de jongeman genoeg verdienen om een gezin te kunnen onderhouden. 't Zal wel even duren, voor het tot een trouwdag komt. Ik heb er niets op tegen. Wanneer kom jij je aanstaande vrouw voorstellen? Ik kan ook wel zeggen: jij trouwt boven je stand, Gerbrand. En mijns insziens is de aanstaande bruid te oud voor jou. Ik schort mijn oordeel op tot ik haar gezien heb. Frouck en Janke waren verrukt van haar".
Daar moet Gerbrand het mee doen. 
"U verbiedt het Frouck dus niet?" Hij krijgt geen antwoord. Moeder Cornelia houdt niet van zeuren. Vader Lammert haalt de schouders op.

De tijd gaat heel vlug voorbij. Frouck ziet Gerrit als ze bij z'n moeder in Katlijk komt. Soms gaat vader mee naar binnen. Dan blijft het bij wat ogenspel.
Soms is ze alleen met Gerrit, die altijd zorgt in de buurt van het huis te zijn. Dan neemt hij haar in z'n lange armen en kust haar. Ze geeft hem z'n kussen met interest terug. Moeder Antje humt altijd even voor ze de kamer binnenkomt.
Soms wandelen ze samen door het Oranjewoud. Daar zijn mooie stille plekjes, waar ze ongestoord kunnen vrijen. Ze worden steeds verliefder op elkaar.

MoederCornelia klaagt de laatste tijd veel over hoofdpijn en moeheid. Frouck en Janke nemen haar zoveel mogelijk werk uit handen.
Frouck en Gerrit leren elkaar steeds beter kennen. Soms zijn ze zo weg van elkaar, dat ze alles om zich heen vergeten. Ze kunnen met z'n allen naar de Jouster merke.

Cornelia wil iets uit de kelderkast pakken. Het staat nogal achterin. Ze rekt om erbij te kunnen komen. Dan verliest ze haar evenwicht en slaat met een smak voorover op de rode plavuizen van de keldervloer. Terwijl ze valt gilt ze. Dan weet ze niets meer.
Lammert helpt een klant in de winkel. Ze horen beiden de gil van Cornelia. De bruine bonen op de schep komen niet in de zak op de weegschaal terecht, maar vliegen erover heen. Lammert snelt naar het portaal. Vrouw Boukes achter hem aan. Daar zien ze de geopende kelderdeur en als Lammert zich over de trap buigt, wordt z'n vrees waarheid. Cornelia is bewusteloos. Ze heeft een vrij behoorlijke hoofdwond, waarvan traag het bloed op de stenen vloer druppelt.
Hij vliegt de zes treden van de trap weer op.
"Haal je man of je dochter en laat een van de andere buren vragen of de dokter meteen komt".
Hij heeft geluk, want de dokter is net voorbij gereden en z'n sjees staat drie huizen verder.
De dokter daalt de keldertrap af. Vluchtig onderzoekt hij Cornelia. "Ze leeft nog wel hoor", zegt hij geruststellend. "Laat een van de mannen een ladder uit het magazijn halen en trek een van de dikste gewatteerde dekens van het bed en leg die erop!" beveelt hij.
In een ogenblik is zijn bevel uitgevoerd. Op zijn aanwijzingen wordt Cornelia voorzichtig opgetild en op de geïmproviseerde draagbaar gelegd. Voetje voor voetje gaat het omhoog.
Lammert is vooruit gelopen en duwt de deur van het "keamerke", waar de meisjes slapen, open. Daar staat 'n heel ouderwets, maar groot ledikant, die hij eens op een veiling voor een zacht prijsje kocht. Voorzichtig tillen ze Cornelia van de ladder op het bed.
Een van de vrouwen heeft de dekens teruggeslagen en op een wenk van de dokter het kussen weggehaald.  De dokter zegt: "beste vrienden, jullie worden hartelijk bedankt voor je hulp. Jullie mogen voorlopig gaan. Er zal nog dikwijls in de komende tijd een beroep op jullie burenhulp worden gedaan. Alleen, wil vrouw Boorsma blijven? U hebt met zoveel zorg uw zieke moeder jaren verpleegd en u weet enigszins wat voor hulp u kunt geven bij het onderzoek".
Lammert zegt vermoeid tegen de mannen: " Jullie kunnen ook wel rustig in de kamer gaan zitten. Vrouw Boukes, die de weg in huis wel weet, kan een kopje koffie zetten". Zwijgend en fluisterend sprekend zitten ze bij elkaar. Niemand wil koffie.
't Onderzoek duurt lang. De dokter heeft met Lammert en vrouw Boorsma, haar zoveel mogelijk van haar kleren ontdaan. Geeske Boorsma slaat zorgvuldig een dunne zachte deken over het bewegingloze lichaam. Het gezicht van de dokter staat zorgelijk.
"Ze heeft beide polsen gebroken. De linkerheup is zwaar gekneusd. Die hoofdwond zal ik meteen reinigen. Ze heeft vermoedelijk een zware hersenschudding. Het kan maanden duren, voor ze helemaal genezen is. Dan kunnen we ook zien, of er blijvende schade is aangericht.
"Ze klaagde de laatste tijd over hoofdpijn en moeheid", zegt Lammert wat aarzelend. "Zelf lachte ze erom, u kent Cornelia. Ze zei: "gewoon een kouwtje".
"U hebt twee flinke dochters en vrouw Boorsma wil ook wel wat inspringen niet?" Deze knikt bevestigend. "Natuurlijk, ik heb toch weinig omhanden".

Later ligt Lammert op z'n knieën voor het bed. Hij weet, dat hij met zijn gezin een zware tijd tegemoet gaat.
Dat wordt het inderdaad.
Natuurlijk schrikken de meisjes heel erg als ze thuiskomen. Moeder is al even tot bewustzijn gekomen, maar ook dadelijk weer weggedommeld.
Geeske Boorsma heeft een drinkkannetje met een tuit meegebracht.
De dokter heeft gezegd, dat Cornelia veel moet drinken.
De meisjes halen 's avonds hun bezittingen uit het kamertje. Ze zullen boven gaan slapen, in het kamertje dat vader eens voor Gerbrand timmerde.
Geertje, het nakomertje is nu elf jaar. Ze blijft in de tweede bedstee in de kamer slapen. Lammert laat voor zich de bedstee in het kamertje klaar maken. Dan is er iemand bij Cornelia 's nachts.

De regelmaat in 't gezin van Eijck is danig zoek. Maar ze zijn allemaal vol goede wil en 't gezin is een hechte band.
Frouck zal nu een keer per week met de wagen de klanten bezoeken. Geertje mag mee om te helpen.

Half oktober weet Frouck, dat haar omgang met Gerrit gevolgen heeft gehad. Ze verwacht een baby. Niemand merkt iets aan haar. De opmerkzame moeder Cornelia is er niet, als ze maar heel weinig eet en toch 's morgens over moet geven. Vader heeft zorgen genoeg.
Maar de dokter vraagt haar, als hij alleen met haar in de kamer is, of ze morgenmiddag eens even bij hem wil aanlopen. Frouck wordt bloedrood, maar ze knikt toestemmend.

"Je bent de eerste niet en je zult de laatste ook wel niet zijn", zegt de dokter, terwijl hij zijn handen wast.
Als Frouck tegenover hem aan het grote bureau zit, kijkt hij haar doordringend aan. "Je kon er wel blij mee wezen". "Ik ben ook blij, dokter. Ik weet dat we tegen het zevende gebod gezondigd hebben, zoals dat uitgedrukt wordt, maar nu is er een kans dat we kunnen trouwen. M'n broer is er vierkant tegen. M'n moeder niet. We zijn al een jaar lang bezig om vaders toestemming te krijgen. Maar die doet alsof z'n neus bloedt".
Hoofdschuddend zegt de dokter: "Nu stellen jullie hen voor een voldongen feit. Wil je het je vader niet vertellen? Je moeder mag je beslist de eerste maanden niets zeggen".
Het meisje richt haar lichtblauwe ogen op de dokter.
"Gerbrand trouwt in november, de 16de om precies te zijn. Als hij dit hoort zal hij razend zijn. Dus ik heb maar liever dat hij getrouwd is, als hij het hoort. Ik ben heel goed bevriend met Jeltje, z'n bruid. Ze mag Gerrit graag. Ze heeft gezorgd dat hij hulpopzichter bij het waterschap werd. Natuurlijk verdient hij weinig, maar ik kan goed naaien en samen kunnen we de kost wel verdienen. Maar ik trouw niet voor moeder weer op kan zijn. Er staat in Katlijk een huisje leeg".
De dokter ziet dat de jonge vrouw haar plannen al uitgedacht heeft. "Ik vind het erg dom van je Frouck, dat je niet lezen en schrijven wilde leren",
Hulpeloos kijkt ze hem aan en geeft toe: "Dat is het ook dokter, maar ik kan het nog leren. Gerrit kent het goed. Wilt u het na half november aan vader vertellen". voegt ze er smekend aan toe.
"Dat beloof ik je, je verzorgt je moeder zo goed. Misschien dat Gerrit 's zondags dan wel eens bij jullie komen mag".

Frouck gaat niet mee naar de trouwerij van Gerbrand en Jeltje. Zij is de aangewezen persoon om met Geeske Boorsma Cornelia te verzorgen. Vader Lammert besluit dat de winkel die dag dicht gaat. Frouck werpt hem een dankbare blik toe.
Ze heeft Jeltje in een intiem gesprek vertelt, dat ze in juni een baby verwacht.
"We konden niet anders. Zeg nu eerlijk, Gerbrand zou ons van alles in de weg hebben gelegd".
Dat moet Jeltje beamen. "Maar ik zal hem wel kalmeren. 'k Vind het wel jammer, dat je niet op onze trouwdag kunt komen".

Cornelia is geen lastige zieke. Op een avond, als Janke al naar bed is, zegt vader: "Wil je nog even beneden blijven, Frouck? Wij moeten iets overleggen". Na een snelle blik op Frouck trekt Janke een "meewarig" gezicht.
De dokter heeft vandaag een lang gesprek met vader Lammert gehad. Janke weet er alles van. Frouck heeft 't met haar besproken.
Als ze later samen onder de lamp zitten, schudt vader z'n hoofd. Vermoeid zegt hij: " Wanneer dacht je te trouwen?" Beslist antwoordt Frouck: "Moeder moet eerst weer beter zijn". "En sterker, voor je het haar vertelt", voegt haar vader er aan toe.
"Wat zal 't een schok voor haar zijn. Ik kan nu wel tegen jou gaan uitvaren, maar ik heb de dokter moeten beloven dat niet te doen. Zoiets wordt in onze kerkelijke kringen altijd heel hoog opgenomen. Je wordt in maart in maart vierentwintig jaar en onwetend ben je niet op dat gebied. Waarom er niet eens met moeder en mij over gepraat?" "U zei het niet ronduit, maar u was er, toen Gerbrand met het nieuwtje kwam, fel op tegen. En ik kon er met u niet over praten".
"Je bent tenslotte meerderjarig", zucht vader. "Het lijkt me het beste , dat die jongeman eens hier komt. De dokter zei ook, dat hij een oppassende jongeman is, die wel graag vooruit wil komen. Maar ik blijf erbij, dat jullie het zevende gebod overtreden hebben. Je mag je wel diep verootmoedigen. Wat zegt die jongeman ervan?" "Hij weet 't niet eens", snikt Frouck. Ze kan zich niet meer goed houden. "Ik heb hem niet meer gesproken na moeders ziekte. Toe vader, mag hij nu zaterdagavond een poosje komen?" Lammert knikt.
"'t Zal wel moeten", geeft hij, niet van harte, toe. "Ik heb ook nog een appeltje met hem te schillen".
Gerrit komt zaterdagavond. Janke heeft op haar boodschappentocht gezegd, dat hij moest opdraven.
"Nee, ik vertel niks", zegt Janke.
"De dokter is hier geweest", vertelt Gerrit, "en die heeft 't me op de man af gevraagd".
"Je vader zal mij wel verwijten, dat ik z'n dochter in opspraak breng".
"'t Kan mee en tegenvallen", troost Janke.

Frouck ontvangt Gerrit in de winkel. Als hij z'n armen om haar heen slaat, barst ze in snikken uit. Nu vader het zo hoog heeft opgenomen is ze onzeker van zichzelf geworden. Gerrit drukt zich tegen haar aan. Ernstig zegt hij: "Nu dragen we het samen. Ik heb het moeder ook verteld. Natuurlijk keurt ze af, dat wij vooruitgegrepen hebben op ons huwelijk. Maar ze kan geen kwaad woord van je horen. Zij trekt bij m'n zuster in. Wij mogen haar huis hebben. Je weet, 't is niet groot, maar ik ben een handige timmerman. Je zegt maar hoe je het wilt hebben, famke".

Gelaten horen Frouck en Gerrit het sermoen van vader Lammert aan. Hij zegt veel over de verdorvenheid op seksueel gebied. En dat ze goed samen moeten beseffen, dat ze tegen Gods geboden hebben gehandeld. Ze hebben geen weerwoord. Als hij uitgebulderd is, zegt hij: "Ga nu maar zitten. Je vooruitzichten zijn goed. En jullie hoeven niet je hele leven in Katlijk te wonen. Voorlopig mag moeder hier niets van weten".
Daar blijft het bij. Vader Lammert is niet iemand, die na blijft wrokken en zeuren. Er zal nog een harde noot gekraakt moeten als Gerbrand komt.
Maar voorlopig hebben ze vaders toestemming dat Gerrit in ieder geval elke zaterdagavond en zondagmiddag na kerktijd mag komen. En ze raken steeds meer op elkaar gesteld.

Op een zonnige dag in februari zit Frouck met de naaimachine in moeders kamer, in een hoek. Ze zoomt luiers. Ze heeft zich eerst vergewist, dat 't moeder aan niets ontbreekt. Ze zit zo, dat ze het bed kan zien. Haar mond valt open van verbazing, want moeder Cornelia zegt met heldere stem: "Waar ben ik Frouck, waarom lig ik in bed?" Frouck knielt voor het bed en pakt moeders beide handen. Ze voelen koel en fris aan, niet meer koortsig. Dan vallen ineens de ogen dicht en Frouck ziet aan de rustige ademhaling, dat ze in slaap is gevallen. Ze blijft op haar knieën liggen. Ze moet maar steeds dezelfde woorden zeggen: "God, ik dank U, dat U haar beter hebt gemaakt". Dan legt ze zacht de handen neer en gaat op haar tenen naar het achterhuis, waar vader en Janke bezig zijn de wagen in te pakken voor de rondrit van morgen. Frouck wenkt hen. Ze legt ten overvloede haar vinger op de lippen. "Moeder is bijgekomen, helemaal".
Dan staan vader en beide dochters bij het bed. Lammert heeft z'n arm om de meisjes heengeslagen. De tranen biggelen hem van ontroering over de wangen. "God zij geloofd, onze gebeden zijn verhoord", stamelt hij zacht.
Janke haalt een stoel en zet die bij het bed. Als moeder weer de ogen opslaat, moet ze alleen vader zien....
Later slaapt ze weer in. Als ze wakker wordt, zoeken haar ogen haar dochter. Ze kijkt Frouck aan. "Wat is er toch gebeurd?" "U bent ziek geweest, mem, maar nu is het leed geleden. Daar komt de dokter aan".
"Dat is een felicitatie waard, mensen en jullie mogen dankbaar zijn. Want nu alleen aansterken. We gaan de zomer tegemoet, Cornelia Nu moet je voorlopig maar een poos slapen gaan. Als je wakker wordt, heb je honger. En vanmiddag mag je rechtovereind in bed zitten".
Moeder schikt zich gemakkelijk in de kussens. Haar ogen vallen dicht.

't Komt zoals de dokter voorspeld heeft. 't Gaat langzaam, heel langzaam vooruit. Natuurlijk ligt ze nog veel op bed. Ze krijgt weer overal belangstelling voor. Begin maart glijden haar ogen naar Frouck's figuur. Hoewel de rokken om 't slanke meisjeslichaam nog ruim vallen, Frouck heeft ze uitgelegd, is het toch wel te zien. Ze wenkt haar dochter bij het bed. Er komt geen verwijt over haar lippen. "Wanneer?" vraagt ze alleen. Frouck valt op haar knieën en stamelt: "In de tweede helft van juni". "Dan wordt het tijd dat jullie trouwen", constateert moeder Cornelia. "Ik wilde dat u erbij zou zijn", snikt Frouck. "We zullen het aan de dokter vragen", stelt moeder Cornelia voor.

Cornelia ligt nog veel op bed. 's Morgens en 's middags mag ze een uur opstaan. "Ik heb een leven als een prinses. Je zou er lui bij worden". Ze eet weer normaal. Op Frouck's verjaardag, ze wordt vierentwintig, krijgt ze van haar ouders een rol flanel en een stuk mousseline. Bovendien komt vader van de zolder aandragen met de oude wieg.
Hij is nog vrij stevig. Ze is er erg blij mee.

Als moeder weer wat langer op mag, gaat ze een dag naar Katlijk. Daar wacht haar nog een grote verrassing. Gerrit heeft met z'n zuster het huisje schoon gemaakt. Jeltje is een dag geweest. Ze heeft voor de kleine ramen leuke gordijntjes opgehangen.
Ondanks het tegenstribbelen van Gerbrand, zoekt ze uit haar overvloed van meubelen hele goede uit en laat die naar Katlijk brengen. De tranen springen Frouck in de ogen als ze al die liefdevolle zorgen ziet. "'t Is veel te veel", zegt ze stil. Maar er is grote dankbaarheid in haar blik.

En zo nadert haar trouwdag. 't wordt een rustige dag, ook al door de bijzondere omstandigheden. Maar ondanks dat feit glorieert moeder Cornelia. Ze mag mee. Wel vallen er wat traantjes als de jongelui 's avonds vertrekken.
"Ik zal je goede zorgen missen m'n kind. Maar ik kom gauw eens bij je. Gelukkig heb ik je vader, Janke en Geertje nog. Ik ben erg dankbaar voor alles wat jullie voor me deden.
Houd goede moed kind.... "
(Bron van deze informatie: Harry van Leuveren, Filipijnen. Afkomstig van een scheurkalender uit de zeventiger jaren geschreven onder alias van der Heering)

"afbeelding 23": Geromantiseerd historisch verhaal over het echtpaar van Eijck-Smijnga

© 2007 Erik Berkhof Amsterdam. e-mail: onweersberkhof (at) chello.nl  
 
terug naar index van Eyck-bijlagen volgende vorige