Notities persoon | turfschipper. Hij was in deze tijd bekend onder de naam Aa-jan, had een (turf?)schuit waarmee hij op Almelo voer (genoemd als getuige inzake aanklacht tegen Albert Frerix Jonker inzake opruiing tegen de Heer van Almelo (HAA inv. nr. 2969 foto 503). Zijn vermogen werd in 1751 geschat op 100 gulden (bron: 1000e penningkohier 1751; Statenarchief van Overijssel inv. nr. 2556). Hij moet ergens in de buurt van Oosteinde 305 hebben gewoond. Hij zal op het erf van Claas Stroomer ingetrouwd zijn, want in het verpondingsregister van 1723 wordt de naam Stroomer op deze locatie vermeld.
In het boterpachtregister van februari 1737 heeft A-Jan een akker land gelegen op het zogenaamde Telgenkampsland.
handelde in turf in compagnonschap met zijn schoonzoon Gerrit Berendsen Smelt.
20 juni 1772 Jan Wesselman te Geesteren daagt AJan voor het gericht om schadeloos gesteld te worden voor de som van 23 gulden en 14 stuivers voor in het jaar 1770 aangepandete en in 1768 verkochte en afgeleverde turf onder reserve van de aanpanding van Gerrit Berendsen Smelt. 20 juni 1772 Jan Wesselman te Geesteren daagt Gerrit Berentsen Smelt voor het gericht om schadeloos gesteld te worden voor de som van 26 gulden voor in het jaar 1768 afgeleverde turf aan Gerrit Berendsen Smelt en diens schoonvader AaJan die een compagnonschap in turfhandel hadden (bron: archief Sch. ambt Vrveen inv. nr. 29 foto 118).
8-5-1773 Gerrit Braeger van Geesteren daagt Gerrit Berends Smelt alias d’Boer voor het schoutengericht vanwege een schuld van 15 gulden en 10 stuivers vanwege aan hem en wijlen zijn schoonvader Jan Aman geleverde turf. Gerrit Smelt ontkent turf van Braijer te hebben gekocht en heeft deze ook niet geleverd gekregen. Gerrit Smelt wordt toch verplicht de schuld te betalen, de turf was aan zijn schoonvader geleverd en hij zou deze betalen. (bron: archief Sch. ambt Vrveen inv. nr. 29 foto 137).
Op 07-01-1738 heeft Jan Aman ruzie met Derk Jansen Geerdinkman in het huis van Jan Jonker. (bron breukregister van de schout: AHA inv. nr. 3242).
08-04-1773 schuldverklaring van Jan Berents Kenkhuijs en Henderica Jansen Aman. Het betreft een schuldobligatie d.d. 03-02-1755 van wijlen hun (schoon)vader Jan Aman en zijn vrouw Metjen Claesen ten bate van de erven van wijlen de schout Gerrit Hendrik Hesselink en Janna Cruijs. De schuld bedraagt 258 gulden en 18 stuivers (bron: schoutambt Vriezenveen, inv. nr. 2677).
In het hoofdgeldkohier van 1764 staat A-Jan met 3 hoofden vermeld. In 1776 staat Jan Aman voor het laatst in het kerspelbelastingregister van Vriezenveen vermeld. Hij betaalt dan 6 stuivers per jaar. In 1777 is Jan Kenkhuis de nieuwe hoofdbewoner geworden van de woning, zijn aanslag is vastgesteld op 4 stuivers, daar waar veel Vriezenveners meer dan 1 gulden afdroegen. In 1780 nihil. De belastingaanslagen zijn altijd laag en duidt op relatieve armoede in dit gezin. In het hoofdgeldkohier van 1767 komt Jan Aman als onvermogend voor, niet in staat zijnde om de belasting te betalen (bron: Statenarchief van Overijssel, toegang 0003.1 inv. nr. 2695).
In het vuurstedengeldregister van 1782 staat de naam van Jan Kenkhuis vermeld, maar doorgehaald. | Notities geboorte | gedoopt als Jan zoon van "Henrick Janszen (Aman) en Aeltjen Tonisz" | Notities overlijden | nog genoemd bij trouwen dochter Henderica als de vader (10-02-1770) |
|