Notities persoon | tapper, timmerman en landbouwer. Volgens het Boerboek uit 1783 verwierf Albert in 1799 de woning Oosteinde 413 van Gerrit Jansen Dodde. Volgens het register van de 50e penning d.d. 7 juni 1799 werd de aankoop van het huis en de gaarden erachter en daarbij nog 3 wanden bouwland liggende op het land van Jan Aman gekocht van Gerrit de Groot en de weduwe van wijlen Gerrit Smelt voor een bedrag van 822 gulden (bron: Statenarchief Overijssel inv. nr. 5711). Albert was afkomstig van de oude Kooijkersboerderij, gelegen bij de Kooiplas, volgens de lokale historicus Herman Jansen zou Albert de laatste kooiker zijn geweest. Broer Wicher bleef op het ouderlijk erf, de Kooikerboerderij, wonen. Albert pacht ook de sluis in de Schipsloot van de Heer van Almelo. Als zodanig wordt hij, net zoals eerder zijn broer Wicher, door de heer van Almelo verschillende keren aangesproken voor achterstallige sluispachtgelden. Dit waren aardige bedragen. Zo bedroeg de aanspraak van de heer van Almelo in 1805 312 gulden en 18 stuivers. In 1809 wordt Albert aangesproken voor achterstallige pachten ten bedrage van 364 gulden en 6 stuivers over de jaren 1805-1808. (Bron: Archief: Jansen-Jonker).
Volgens de volkstelling van 1795 was Albert timmerman, het gezin bestond toen uit 4 leden. Voor de gemeente voerde Albert ook werkzaamheden uit. Zo werkte hij in 1792 aan de sluis in opdracht van de gemeente en ontving daarvoor 16 stuivers (bron: jaarrekeningen gemeente). Het huis dat Albert bewoonde had volgens het kadaster een gemiddelde huurwaarde van 15 gulden en dat was precies gemiddeld voor Vriezenveen. In 1832 waren de erven Albert Berkhof overigens eigenaar. Dochter Adolfina (gehuwd met Egbert Post), zou later het erf bewonen.
Voor wat betreft de verbouwing van de plaatselijke kerk in 1801 droeg Albert 6 gulden bij en zijn "meid" Hanna Tromp 2 gulden (bron: Archief NH kerk Vriezenveen). Albert moet echter toch wel een zwaar leven hebben gehad. In het register van de quotisatie uit 1808 blijkt dat er geen dienstmeid meer was en zijn jaarlijkse inkomsten werd op minder dan 50 gulden geschat. Daarmee was hij in dezelfde inkomstenklasse ingedeeld als de meid van zijn broer Wicher. Broer Wicher had in datzelfde jaar een vastgesteld jaarlijks inkomen van 100-150 gulden. Het gemiddelde inkomen van de Vriezenveners lag net iets boven de 100 gulden in 1808.
10 juli 1799: verschenen de erfgenamen van wijlen Berend Wiegers te weten, Jan Roelofs , Hendrik Wessels en huisvrouw Jenneken Roelofs, Derk Harms en Jenneken Waanders, Berent Berkhof, Albert Berkhoff mede voor zijn vrouw, Wicher Berkhoff mede voor zijn vrouw, Cobus Frielink en zijn vrouw Jenneken Berkhoff hebben verkocht het hun toebehorende huis van wijlen Berent Wiegers voor 416 guldens en tien stuivers aan Hendrik Timmerman en Janna Hekhuijs (bron: archief schoutambt Vriezenveen, inv. nr. 2681) | Notities overlijden | heet bij zijn overlijden tapper en landbouwer te zijn. |
|