Notities persoon | In Holten is de huwelijksregistratie van Gerrit van der Capellen, op laatstgenoemd erf woonde Jenneken (volgens trouwregistraties 1696 en 1712) te Haarle (onder Hellendoorn). In het vuurstedengeldregister (schoorsteengeld) van 1736 wordt zelfs gesteld dat de namen Bisschop en van der Capellen synoniemen van elkaar zijn. Er staat: "Capellert of Herm. Bisschop, 1/2 geregistreerd Willem Bisschop, 1 niet geregistreerd Jan Bisschop, 1 niet geregistreerd"(bron: stadsarchief Deventer toegang 0859 invnr. 87).
In het zoutgeldregister (inclusief het register van de 1.000e penning) van 18 juni 1694 (bron: HCO, archief Huize Rechteren, Dalfsen toegang 0224.1 invnr. 1612) worden de erven wel afzonderlijk onderscheiden (vermeld als Kapotert en Bisschop), maar wel gelijk na elkaar vermeld. Beiden hebben een aanslag van 10 stuivers, later gecorrigeerd naar 11 stuivers. In het register van de 1.000e penning dat in hetzelfde dossier staat, worden de erven niet aangeslagen, zodat er sprake is van een bescheiden kapitaal bij beide hoofdbewoners van deze erven.
In 1733 bij zijn tweede huwelijk bewoont Gerrit de boerderij de Kalvenhaar te Hulsen. Hier zal hij ook zijn overleden.
24 juni 1733 verschenen voor het schoutengerecht Hellendoorn Gerrit Jansen Calvenhaer zich in het huwelijk begevende met Hendrikje Hendriksen verzoekt tot momberschap over zijn onmondige kind door Jenneken Hendrixe in egte verwekt van Jan Imhof en Laurens Veltkamp. Gerrit Jansen Calvenhaer en zijn aanstaande bruid Hendrikjen Hendrixe geassisteerd met haar momber Jannes Mollink verklaren dat als Hendrikje voor 3 jaar na het huwelijk komt te overlijden, dat dan haar kind 200 caroli gulden toekomt [kennelijk heeft ze een kind uit haar eerdere huwelijk], als anderzijds Gerrit Jansen binnen 10 jaar komt te overlijden krijgt zijn zoon Jan uit de boedel ook 200 caroli guldens toekomt en dat Hendrikjen Hendrixe alsdan de keus zal hebben op de plaats te blijven, waarbij de kinderen uitgekocht moeten worden en kost en inwoning moeten krijgen tot hun huwelijk (Bron: Archief Schoutambt Hellendoorn, Vrijwillige zaken, inv.nr. 6 folio 159, foto 239).
In 1748 (volkstelling) zijn Gerrit Jansen Calvenhaar en zijn vrouw Hendrikje overleden. De boerderij wordt dan bewoond door de kinderen Aaltje, Janna en Mette. Het personeelsbestand is aanzienlijk, maar liefst 3 knechten, waaronder een scheper en ook nog een meid. Het moet een behoorlijk boerenerf zijn geweest.
Jan [Gerritsen] van de Grote Twilhaar wordt samen met Jan Brinkhuijs vermeld in een akte van voogdijstelling dd 5-3-1763 momberstelling van de kinderen Kalvenhaar: Gerrit Gerritsen van den Kalvenhaar willende huwen met Harmina Roelofs, zijn 5 onmondige kinderen Gerrit, Hendrika, Willem, Aaltjen en Gerridina bij wijlen Jenneken Gerrits [ook wel Janna Gerrits, een dochter van Gerrit Jansen Calvenhaar, gedoopt in 1735] in egte verwekt worden de hiervoor vermelde voogden toegewezen. Doorgaans handelt het dan om een voogd van vaders en van moeders zijde (door deze akte werd me de familierelatie tussen de Kalvenhaars en de Twilhaars duidelijk, aangezien momberstellingen vrijwel altijd familieleden betreft). |
|