Notities persoon | landbouwer, bewoonde een erf ongeveer in de buurt van Westeinde 302. ook wel Otto genoemd, moet al jong zijn overleden, in de boterpachtregisters kom ik alleen zijn weduwe tegen, zij wordt nog tot ca. 1705 genoemd! Deze woonde aan het Westeinde (in de buurt van nr. 233 huidige nummering, (zie ook blz. 215 Ken uw dorp en heb het lief), in het boterpachtkohier van 1679 is ze al weduwe, bezit dan nog 5 1/2 akker land, in het boterpachtkohier van 1687 wordt de weduwe Otte Jansen genoemd, zij bezit dan 3 1/2 akker land. Rond 1713 is haar zoon Berent Otten eigenaar van het goed. Hij noemt zich later ook Coes. In 1735 wordt het land in het boterpachtregister aangeduid als "Weijde Bartels Lant". Het land wordt dan door Berent Otten gedeeld met Berent Fronten en Hindrik Feijer, het erf is dus opgesplitst. Voordat de weduwe Otte Jansen dit goed bewoonde, woonde er Jan Engberts Stoecker (of op gewoon Nederlands Stoker), vermoedelijk de (schoon)vader van Otte (genoemd in het boterpachtkohier van 1672). In 1670 was Jan Engberts Stocker eigenaar van het goed. Volgens André Idzinga noemde Otto zich ook wel Otto Jansen Otten, in dat geval zou de weduwe Otten van het zoutgeldkohier en het register van de 1000e penning (beide uit 1694) identiek kunnen zijn aan de weduwe Otto Jansen. Zij heeft dan een vermogen van 550 gulden en wordt met het zoutgeld aangeslagen voor 12 stuivers. |
|