Notities persoon | is katholiek van geloof, gezien de doopaantekeningen bij dochter Armke in 1699. Ook andere leden van deze familie zijn katholiek gebleven na de reformatie. Vermoedelijk is Frederik op jonge leeftijd overleden. Uit de verklaringen blijkt dat zijn vrouw en dochter Armke, voor meer dan 27 jaar gewoond hebben bij Jan Gerritsen Smelt in hun "huisien" (gehuwd met Hendrikje Jansen van der Aa) op het Brinkerf (Inv.nr. 3082 AH).
Het huisje bij de woning van de familie Smelt moet een klein huisje separaat bij het oude grotere Brinkhuis geweest zijn, waar de familie Smelt in woonde. Begin 18e eeuw woonde hierin een zekere Jorriën van Almelo.
Frederik Hendrix woonde hier overigens zelf ook in 1703. In dat jaar richt hij een klaagschrift aan de Provincie om bijstand te krijgen vanwege zijn beroerde financiële situatie. Hij heeft een huis vol kleine kinderen, twee paarden zijn doodgegaan en zijn roggeoogst door vorstschade verloren was gegaan.
Request voor Freerijck Hendrixs vant Friesenveen Edele Moogende Heeren, mijn Heeren,
D’ordinaris Heeren Gedeputeerden van de Staaten van Overijssel etc, etc. etc. Geeft met alle soorte van Respect en Onderdaanigheijt seer claaglijcken te kennen Freerijck Henrijx ingeseeten alhier op’t Vriesenveen en meijer van’t Clooster Sipculo hoe dat hij Suppliant is sittende met een Huisjen voll Cleijne Kinder, en daerenboven groote ongelucken gehadt in het affsterven van twee goede peerden, alsmede oock doer het vervriesen van het Rogge wass in den voorleeden Soomer. waer door hij Suppliant een merckelijck somma van Pacht aen de Rentmeester ten achteren is geworden sijnde daerenboven nogh mede een merckelijcken Heeren middelen ten achteren soo dat hem Suppliant onmogelijck is dese achterstendige te betaalen. Werhalven Suppliant door de groote Noot en Armoede genootpeerst wordt sigh t’adresseren bij UEd: Moog: heer onderdaenigh biddende en smeeckende, dat UEd: Moog:guunstighlijck hem Suppl: willen gelieven remissie van den voorschr: achterstendige Paght te doen op Supl: aller om Godts willen als sijnde hem onmoogelijck denselven te voldoen en betaalen, en sulx om reden vooren verhaalt verwachtende hierop van UEd: Moogh: een guinstige en favorabile Appostille. Fredrick Hendricks welck Doende. Dat dit boven vergaelde in’t Request alsoo de waerjeijt sij attestieren wij ondergesr: Friesen Veen den 3. Febr. 1703. Berent Gerten Jan Jansen [handtekening getuigen]
Dat dit voorenstaende volgens getuigenis alsoo de waerheit is attestiere ick ondergesr: Actum Friesen Veen den 3. Febr. ao: 1703 L: Harms schulthus [handtekening] Berendt Albers karckmester [handtekening getuige] Frerick Jansen k.m. [handtekening getuige] (bron: Historisch Centrum Overijssel Statenarchief Overijssel, Toegang 3.1, Inventarisnummer 3073 (bijlagen rentmeestersboeken van Ridderschap en Steden van Overijssel) foto 2017 nr. 3755) copyright Erik Berkhof, Amsterdam).
16 maart 1715 Jan Gerritsen [ten Cate] contra Albert Hinrixen zijn zwager die op 29 december 1697 gekocht heeft een vierendeel land van wijlen zijn vader Hendrik Alberts en de mombaren van de onmondige kinderen mede van comparant en Frerik Hendriks het gaat om huisrecht op gekocht stuk grond en bepalingen van verkoop indertijd. (bron: archief schoutambt Vriezenveen, inv. nr. 22).
op 5-2-1724 verschenen de erfgenamen van Hendrick Alberts voor het Gerigt van Vriezenveen, te weten: Jan Bulligien, Trijntien Hendrixen, wed. van Frerick Harmsen en de wed. van Frerik Henriksen, Jan Gerrits nom. uxoris en de mombaren van de onmondige kinderen Jan Gerrits ten Cate, dit vanwege een schuld die wijlen hun vader Hendrick Alberts had aan de erfgenamen van Gerrit Jansen Koster. De erfgenamen van Hendrick Alberts, waarbij overigens Albert Hendriks niet wordt vermeld, ontkennen te weten van het bestaan van deze schuld. (bron: arch. sch. ambt Vrveen inv. nr. 24 foto 030, 031, 038). |
|