|
Geslacht | Vrouw |
Leeftijd | < 66 jaar | |
Geboren | ± 1695 | te | Vriezenveen |
Overleden | < 1761 | te | Vriezenveen |
|
|
|
|
|
|
Huwelijk |
± 1737 |
te |
Vriezenveen |
|
met | Jannes Alberts Jonker |
| Geboren | 3-6-1714 |
| Overleden | > 1761 |
Notities | zie notities bij zijn vrouw. |
|
|
Notities persoon | Jennigje Jansen is een verhaal apart. In de eerste plaats is de vaderlink niet hard te maken. Evengoed zou ze een dochter kunnen zijn van Jan Berents Berkhoff (geb. ca. 1669) gehuwd met Fenneken Harms. Daarnaast kom ik op grond van mijn onderzoekingen tot de conclusie dat ze inhuwde op het erf van haar man Gerrit Jansen Boeschen. Gerrit Jansen Boeschen bewoonde nl. het erf in de boterpachtregisters dat eerder door zijn vader Jan Hendriksen Boesschen werd bewoond (bijvoorbeeld 1733). Het erf was gelegen aan het Oosteinde nr. 246/248 huidige nummering en besloeg 4 akkers. Ze trouwde dus niet in op het erf van de familie Smelt, zoals Herman Jansen concludeert in het boek Ken uw dorp en heb het lief, blz. 128. Er ziin doopgegevens te vinden van Geertje (12-1-1727). In het doopboek staat "de moeder Jennegjen Jansen Berkhof, weduwe van wijlen Gerrith Jansen Smelt dewelcke omtrent een halve dag voor ´s kinds geboorte overleden is". Geertje wordt in 1748 bij de volkstelling nog genoemd. In 1738/1739 is er een rechtzaak tussen Jan H. Timmer (toevoeging van mijzelf, ook Boesschen genoemd) en Jannes Alberts Jonker, echtgenoot van Jenneken Berkhof, die eerder gehuwd was met Gerrit Jansen Timmer. Jan H. Timmer had eerder enkele koeweiden aan Gerrit Jansen Timmer verkocht en een ruzie over het gebruik van deze weiden was het gevolg (Archief Huize Almelo nr. 3080). Let wel, ze wordt alleen weduwe van Gerrit Timmer genoemd, hoewel haar eerdere huwelijk in deze kwestie overigens ook niet relevant was. Jannes Jonker vermaakt in 1761 het erf aan zijn neef Berent Berentsen Hollander (geb. 1743, gehuwd met Janna Wolters Schipper). Het huwelijk met Gerrit Boesschen en Jannes Jonker was kinderloos gebleven (Bron: Ken uw dorp en heb het lief blz. 128). |
|