Notities persoon | In 1619 in het boterpachtregister genoemd als Johan Hindricksen, heeft dan 6 akkers land gelegen aan het Oosteinde nr. 290 (huidige nummering; het bekende Schöppengoed). Is waarschijnlijk ingetrouwd op het erf van zijn echtgenote, de dochter van Wicher Albers die dit goed in 1586 nog geheel bezit, de omvang was toen 12 1/2 akkers. In het boterpachtregister van 1632 wordt hij onder de naam Jan Hinrix Bramer vermeld. Hij heeft dan 7 akkers land. Wordt in 1645 nog genoemd in de boterpachtregisters. In 1652 heeft zijn zoon Geerdt Jansen het erf overgenomen. In 1658 staat hij in het boterpachtregister vermeld als Geert Jansen Bramer. Een halve akker is dan overgegaan in het bezit van Geerts broer Henrik Jansen Bramer, deze woont aanvankelijk ook aan het Oosteinde een stukje verder naar het midden. In 1666 weet deze zich (door huwelijk met een dochter van Jan Berendsen Snijder?) een boerenerf te verwerven op het Westeinde, 2 akkers groot. Nog een halve akker van het oorspronkelijke Schöppengoed is in elk vanaf 1657 in handen van Wyger Jans, ofwel ook een zoon van Johan Bramer. Claes Jansen Bramer, een andere zoon van Johan, is in de boterpachtregisters niet te achterhalen. Hij treedt pas naar voren op 1-8-1688 als hij al overleden is en zijn zoon Jan Claassen in ondertrouw treedt met Engeltje Hendriksen Bullighjen.
Opvallend is verder nog dat in het eind van de 16e eeuw Johan Braemhaer wordt genoemd (augustus 1584) en Fenne Johans Bramhars of Braemhaers wordt genoemd in de boterpachtregisters. Waarschijnlijk is laatstgenoemde de weduwe van Johan Braemhaer. In de eerste helft van de 17e eeuw was het algemeen gebruik dat de echtgenote als patroniem de voornaam van haar (al dan niet overleden echtgenoot droeg). Dit erf was gelegen ter hoogte van het oude Schöppengoed en mogelijk hier identiek aan. Het is een erf van 12 akkers groot (genoemd o.a. in 1583, 1584 en 1585). In het verpondingsregister van 1601 is geen Bramer of Braemhaer terug te vinden.
Op 26-5-1619 koopt Jan ten Bramhar bij een publieke verkoop 3 paarden van de Vriezenveense "buiren" een zwarte merrie met een witte vlek op de rug voor 4 daalders (bron: Hoogericht Almelo AHA inv. nr. 3144 foto 231).
In 1628 schiet de Almelose koopman Arend Kenkhuis 5 1/2 gulden voor aan Helemans dochter Gerd, die achter het huis van Kremers Hendrik woonde, vanwege 1 dagwerk door Jan Braamhaar op Vriezenveen geleverde turf (folio 38 Schuldboek Arend Kenkhuis; publicatie Amsterdam 2008).
In 1665 speelt er een rechtszaak tussen Joan Henrix [Müller] en Joan ter Bramhaer over een schuld die Joan ter Bramhaer nog zou hebben uitstaan bij de vorige en reeds overleden molenaar Gerrit Everts Müller. Joan ter Bramhaer erkent deze schuld niet en stelt meer dan 80 jaar oud te zijn en nog nooit gedurende meer dan 30 jaar bij de overleden molenaar Gerrit Everts Müller ooit een aanmaning te hebben ontvangen (bron: AHA inv. nr. 3194). |
|