TERUG NAAR START
Fredrik Jansen Man
GeslachtMan
Leeftijd> 65 jaar
 
Geboren± 1685
Overleden> 1750teVriezenveen
Vader Jan Frerix
 Geboren ± 1640
 Overleden ± 1712
Moeder Jennigje Hendriks
 Geboren ± 1650
 Overleden > 1723
Zus  Hendrikje *± 1675
Zus  Swenne *± 1690
Broer  Lukas Jansen *± 1695
Broer  Gerrit Jansen ~16-1-1698
 
Huwelijk ± 1709
 
metFennigjen Hendriks Stuurman
 Geboren± 1685
 Overleden> 1748
Kinderen  Fennighje
Janna
Henrick
Jan
Barteld
Notities persoonbewoont een erf in de buurt van het Westeinde 260 (de landerijen staan later vermeld onder de naam Frerik Jansen Mansland).

met de volkstelling van 1748 staan vermeld; Frerik Jansen Man en echtgenote Fenneken Hinderix en de zoon: Hend. Freriksen (boven 10 jaar). In dezelfde woning wonen dan ook nog: Berent Geertsen en Jenneken Harms.

In het archief van het Schoutmabt Vriezenveen inv. nr 22 komt een procedure voor tegen Fredrik Jansen in verband met een schuld van 125 gulden aan Harmen Berends Berkhoff en zijn echtgenote Berendje Alberts Jonker. Ik vermoed dat het hier om Fredrik Jansen Man gaat omdat ook zijn vrouw Fennigje Hendrix wordt vermeld (16-09-1713). Zij treedt dan op met als voogd Berend Waanders die in verband met de afwezigheid van haar man, die "nae Heelderen is", als haar gemachtigde optreedt. Het zogenaamde "marsland" wordt hiertoe verhypothekeerd.

In het overzicht van restanten van de verponding (bron: inv. nr. 2500 Statenarchief van Overijssel) komt in 1717 de Fred: Jansen voor met een belastingschuld van 28 gulden en 13 stuivers. Ook zijn moeder komt op de zwarte lijst voor. In 1718 is de schuld van Fredrik geslonken tot 24 gulden en 3 stuivers en in 1719 is het bedrag nog 21 gulden en 10 stuivers.

Het echtpaar Jansen-Hendriks verklaart op 27 oktober 1713 dat ze 750 gulden schuldig zijn aan Fennigje Willems, de weduwe van wijlen Berent Klaessen [Hoffman] dit onder hypotheek van huis en erf en 2 akkers land gelegen tussen het erf van wijlen Henrik Klaessen (oostwaarts) en Gerrit Schuurman (westwaarts) (archief van schoutambt Vriezenveen inv.nr. 2673).

Op 12 januari 1714 verklaart Jennigje Henriks weduwe van Jan Frerix als voogsdesse van haar minderjarige kinderen, geassisteerd met Jan Kluppels als voogd, dat ze verkocht heeft 2 akkers land aan [haar zoon] Frerik Jansen (archief van schoutambt Vriezenveen inv.nr. 2673). Gezien de lening die zoon Fredrik rond deze tijd afsloot zal het geheel ongeveer 750 gulden hebben gekost (zie notities bij zoon Fredrik).


Op 21 augustus 1721 maken Bartelt Hinrix [Stuurman] en Geesien Frerixen [Jonker] hun testament. In dit testament worden oa de kinderen van Bartelts zuster, Fennegien Hinrixen, te weten: Janna Frerix, Hinrik Frerix en Jan Frerix tot erfgenaam benoemd. Zij erven, na het overlijden van de langstlevende 300 gulden. Henrik komt ook nog al de kleding toe na het overlijden van testator Bartelt Hinrix (archief van schoutambt Vriezenveen inv.nr. 2673).
In 1721 volgt hierover nog een kwestie voor het schoutengericht waaruit blijkt dat Fenneken Hendriks de enige zuster was van de kerkmeester Bartelt Hendriks die zonder erfgenamen was komen te overlijden. De weduwe Geesje Frerix tracht de nalatenschap onder eigen beheer te houden en heeft het testament getracht nietig te doen verklaren. En ook claimt de moeder van Jan Berendsen [Olijslager],haar zusters (Frerikjen Freriks Jonker) zoon,de echte erfgenaam te wezen. (bron: schoutambt Vriezenveen inv. nr.23)

Het gezin moet in armoe hebben geleefd. In het register van de personele quotisatie van 1750 staat het gezin als onvermogend te boek onder de naam "Jan Freriksman". De naam Man die Fredrik droeg, zal waarschijnlijk een afgeleide zijn van de familienaam van zijn vrouw, die Stuurman heette.

Gerrit Jansen Fleege wordt op 03-11-1730 door Jacobus Meijer aangeklaagd omdat hij hem in de kroeg van Lambert Klijster met een tang zou hebben geslagen. Ook de broer van Gerrit, Frerik Jansen Man nam deel aan de vechtpartij en ging Jacobus Meijer met een "mesgreepe"te lijf, zodat Jacobus helemaal bont en blauw zag en zijn hoofd dik en gezwollen was (bron: AHA inv. nr. 3241).