Notities persoon | leefde nog volgens de huwelijksakte van zijn dochter Janna in 1755. In 1734 staat Lucas Schoemaker niet vermeld in het register van de 1000e penning. Dat betekent dat zijn vermogen toen onder de 500 gulden moet hebben gelegen. In 1751 is de lijst uitgebreid tot de lagere vermogens en staat ook Lucas Schoemaker op de lijst met een vermogen van 400 gulden.
Lukas heeft een erf op het Westeinde (ongeveer nummer 320 huidige nummering) en heeft in 1735 2 akkers in eigendom die tot het "Albert Berents of Kraentien Leks Lant" behoren dat versplit is over verschillende eigenaren. In het kerspelbelastingkohier van 1758 staat als hoofdbewoner zoon Berent Lucassen op dit adres.
In het verpondings en contributieregister van 1723 staat op de locatie, waar Jan Lucassen [Schoemaker] volgens het hoofdgeldkohier van 1734 vermeld staat, ene Berent Snijder vermeld. Gezien het patroniem van de echtgenote (Jenneken Berends) zou hij de schoonvader van Lucas Jansen Schoemaker kunnen zijn (zie notities hierover bij echtgenote Jenneken). Het archief van de familie Kruijs (belastingregisters) vermoed echter dat de familienaam van Jenneken Berends Koster is en haar vader zou dan mogelijk. Berend Lukas Koster moeten zijn. In het vuurstedengeldregister van 1734 komt Lucas Jansen ("Luijkes jansen) reeds voor.
In 1748 tijdens de volkstelling heeft Lucas twee kinderen (Zwenne en Berent). In het boterpachtregister van ca. 1735 wordt Lucas genoemd als de eigenaar van ongeveer een halve akker land op Kraentje Leck of Albert Berendsland. Dit zogenaamde Albert Berendsland wordt gedeeld met Albert Berends (Grobben) en Berend Engbers Schoemaker.
Er zijn in de boterpachtregisters 2 Schoemakers te vinden die Jan heten rond 1720. Dat zijn Jan Hendriks Schoemaker, wonend aan het Westeinde bij het Midden en Jan Roelofs Schoemaker die ook wel Tout heet (bron boterpachtregisters; hierin staat letterlijk "Schoemaeker off Tout") die zijn erf verderop aan het Westeinde had. Ik ging er aanvankelijk van uit dat deze laatste de vader was. Onlangs stuitte ik bij toeval op de naam Luicas Schoemaker in het boterpachtregister van 1726. Dit moest wel de Lucas Schoemaker zijn die ik zocht. Hij stond bij het erf van Jan Frerix vermeld dat gelegen was op het Westeinde ter hoogte van nummer 260. Er was sprake van versplitsing van het erf en doorgaans is dit het geval bij boedelscheidingen. Dus lijkt hiermee redelijk vast te staan dat Jan Frerix de vader moet zijn van Lucas Jansen Schoemaker. Ook de naam Swennigjen van een dochtertje van Lucas kan nu verklaard worden. Zij zal vernoemd zijn naar een zuster van Jan Frerix die waarschijnlijk ongetrouwd overleed. Ook de naam Schoemaker was in deze familie een bekende naam. Een broer van vader Jan Frerix, Berent Frerix, noemde zich ook Schoemaker. Het heeft er alle schijn van dat Lucas schoenmaker van beroep zal zijn geweest en dit vak geleerd zal hebben van zijn oom Berent Frerix (zie ook notities bij de vader Jan Frerix).
Lucas Jansen Schoemaker is samen met Berent Henrixen Schuurman voogd van de weduwe van Frerik Pauwels van der Aa, genaamd Eesse Jansen Graave als deze samen met haar broer Jan Janssen Grave haar testament maakt. Ik vermoed dat het hier om een buurrelatie gaat en niet om familiebanden. (16-03-1729 bron: archief schoutambt Vriezenveen; inv.nr. 2674).
23 juli 1731 is er een ruzie tussen Gerrit Jansen Vleege, Derk Timmer en Lucas Jansen Schoemaker ten huize van de kroeg van Jan ten Cate (ook wel de weert genoemd) (bron: AHA inv. nr. 3241). |
|