| Notities persoon | koopman te Sint Petersburg, in elk geval in 1781 aldaar aanwezig. (bron: J. Hosmar, Vriezenveners in Rusland). Huwde in op het erf van zijn vrouw gelegen Westeinde 170 (huidige nummering), zie ook "Ken uw dorp en heb het lief" blz. 191-192. Hier staat te lezen: "Zoals wij bovenstaand reeds vermelden, waren Jan en Jan Hendrik Prinsen, zoons van Jannes Prinsen, zakenlieden van groot formaat. Voor mij liggen oude bescheiden van dit Vriezenveense handelshuis, waaruit blijkt, dat zij haar afzetgebied vond in Zuid-Duitsland, de Elzas, Zwitserland en daaraan grenzend gebied van Frankrijk. Deze landen werden door de firmanten en hun bedienden bezocht. Zij waren leveranciers aan enige Duitse hoven en ook bezochten zij de missen in Frankfort, Stuttgart en München om er inkopen te doen. Hun hoofdartikel bleef linnen en een verkoopboek van de jaren 1781 tot ’86, keurig bijgehouden door Jan Coster, ook een Vriezenvener en bediende der firma, vertelt van de verkoop van linnen tafelgoed en servetten, die aan verschillende klanten werden afgeleverd. Ook de uitgaven op reis voor logies en dergelijke, staan nauwkeurig aangegeven. Zelfs dat Jan Costerin Stuttgart zijn ’tabakspiepe’liet maken voor en hiervoor 16 stuivers betaalde, werd onder de rubriek uitgaven, niet vergeten.
Enige jaren later scheen de handel in deze streken niet meer te renderen. Zij specialiseerden zich toen in de handel op Rusland en associeerden zich met hun stiefbroer Wicher Jansen, iemand die reeds jaren lang zaken deed in Rusland. Een brief van Jan Prinsen geschreven in 1781, vanuit St. Petersburg aan zijn broer Jan Hendrik te Vriezenveen, leert ons deze koopman kennen als iemand die zich niet alleen bekommerde om’s-werelds gewin, maar ook als iemand die bij zijn drukke zaken de eeuwige dingen niet uit het oog verloor". Dit alles volgens citaat van wijlen de dorpshistoricus Herman Jansen.
Ook met de volkstelling van 1795 staat Jan Prinsen (gezinshoofd van 5 personen) als koopman te boek.
28-06-1760 akte van transport: verkoop van akker bovenwegsland, gelegen op de Westerhoeven, voor 245 car. guldens door Derk Arens Smit en c.s.
Op 8 oktober 1766 verklaren Jan Prinsen en Grietjen Gerrits 700 gulden schuldig te zijn aan Egbert Raphuijs en zijn vrouw Berendina Raphuijs. Volgens een kanttekening werd de schuld op 4 maart 1771 door Jan Prinsen aan Egbert Raphuijs afgelost (bron: archief Schoutambt Vriezenveen, inv. nr. 2677). |
|