Notities persoon | koopman te Deventer en Rotterdam. zie ook opmerkingen zoon Bernardus die te boek staat in het archief van schoutambt Vriezenveen als koopman te Deventer en Rotterdam!.
Jan Roelofs Smelt en zijn huisvrouw zaten er warmpjes bij. Diverse malen komen zij als geldschieters voor in de gerechtelijke archieven. Jan Roelofs zal dan ook identiek zijn aan de Jan Smelt die genoemd wordt in het register van de 1000e penning met een vermogen van 5.000 gulden (1694). Hiermee behoorde hij tot de allerrijksten van Vriezenveen.
Op 26-01-1715 wordt Trientje Klaassen huisvrouw van Jan Henrix Bourman door de Deventer koopman Jan Smelt voor het schoutengericht gedaagd vanwege de huur van een halve woeste akker vanaf 1710 tot en met 1712. De achterstallige huur bedroeg 6 gulden en 10 stuivers.(bron: archief schoutambt Vriezenveen inv. nr. 22).
Op 04-02-1715 verklaren Roelof Engbertsen Smidt en zijn echtgenote Marrigien Engbertsen Smidt op 24-02-1700 verkocht te hebben aan de Ed. Jan Smelt en Kunneken Berendsen een huis met tuin en smitse, zoals ze deze zelf hadden gekocht op 17-02-1683, en dat deze heden tot op de laatste cent is betaald door de kopers. Het huis was gelegen tussen de landerijen van de weduwe Berent Jansen Berckhoff westwaarts en Gerrit Roelofsen en Henrick Gerritsen oostwaarts. Dit is op het Oosteinde. (archief schoutambt Vriezenveen, inv. nr. 2673).
Jan Roelofs Smelt wordt in 1699 beschuldigd van de diefstal van 110 varkens van de commies Derck van Haerst, afkomstig uit Almelo (HAA inv.nr. 3009).Een rechtzaak van bijna 10 jaar volgt. Jan Smelt wint de zaak uiteindelijk, maar het zal hem toch wel de nodige centen hebben gekost. Ook de Heer van Almelo kost het de nodige gelden. In het kasboek van de rentmeester over het jaar 1708 staat een uitgave van 112 gulden aan het Gericht Vriezenveen vanwege "een half advijs en sprtgel;deren"inzake het proces tegen Jan Smelt (bron: AHA inv. nr. 1014 foto 2345).
Zowel Jan Smelt als Jan Bour vinden de heer van Almelo partijdig en verzoeken op 5 juni 1708 vertegenwoordigd door procurator Visscher aan Gedeputeerde Staten van Overijssel of het recht van appel niet bij Ridderschap en Steden van Overijssel behoort in plaats van de "partijdige" Heer van Almelo (bron: stadsarchief Zwolle, inv. nr. 5084). Kennelijk had Jan Bourman veel geld om dergelijke zaken te kunnen financieren. Het proces loopt nog in 1717!
Op 21-6-1705 leent het echtpaar 1300 Car. guldens aan Hendrik Berentsen op het Altink. Op 20-3-1744 verschijnen zijn nakomelingen Gerrit Altink van Wierden en Albertjen Altink die de schuld opnieuw vastleggen (nieuwe hypotheekakte) aan de nakomelingen van Gerrit Jansen Feyer en zijn huisvrouw Hinderkjen Geersen Hûls die de obligatie dan inmiddels in handen hebben. De familierelatie tussen Gerrit Feyer en Jan Roelofs Smelt is gelegen in het feit dat een zuster van Jan, te weten Cunne Roelofs Smelt de moeder was van Hinderkjen Hûls. Nu hoeft de overdracht van de hypotheek op zich niet te maken hebben met een geerfd recht, het kan ook een overdracht van een obligatie zijn geweest in het kader van inning van cash geld. Je zou nl. denken dat de kinderen, bijvoorbeeld de dochter Hendrikje Smelt, normaliter zo´n obligatie zouden hebben geerfd. Trouwens de overdracht van de hypotheek aan Gerrit Jansen Feyer is door de nabestaanden, de onmondige en minderjarige kinderen van Gerrit Jansen Feijer (vertegenwoordigd door Lucas Geersen Huls en Hendr. Feijer als bloedverwanten) en door Aeltjen Feyer, weduwe van Claes Wolters ook weer overgedragen en wel aan de ooms Lucas Feyer en Hendrik Feyer (NB Hendrik is één van de bekende Vriezenveens Russische kooplieden). Dit moet omstreeks 1742 zijn geweest want de intrest vanaf dat jaar komt de ooms Lucas en Hendrik Feijer toe. (Bron: RA Kedingen inv. nr. 5).
Op 10-11-1706 lenen Jan Smelt en zijn vrouw 1700 Car. guldens aan Berent ten Langen en zijn huisvrouw Aele Berentsen tegen 4 1/2 % rente. Als onderpand dient 3/4 vierde deel van het erf Langen gelegen te Ypelo. (Bron: RA Kedingen inv. nr. 1).
Op 30-3-1718 kopen Jan Smelt en zijn vrouw Cunera Brouwers "ongeveer seven vierendeels dachwerk land soals Jan Wycherts een reeks van jaren in pacht heeft gehad" gelegen in de buurtschap Rectum bij Wierden voor een som van 500 Car. guldens van de burgemeester van Deventer Jodocus Fockink en zijn vrouw Christina Steenbergen. (Bron: RA Kedingen inv. nr. 1).
Jan Smelt verkrijgt op 10-12-1710 het burgerrecht van Deventer. Er staat bij vermeld dat hij afkomstig is van Vriezenveen.
12-09-1712 kopen Jan Smelt en Kunera Brouwers een hof en erf in Deventer, gelegen buiten de Brinkpoort. 06-07-1718 kopen Jan Smelt en Kunnera Brouwers een huis en erf genaamd de "Witte Pluim" aan de Kleine Overstraat te Deventer. In elk geval tussen 1719 en 1724 heeft Jan Smelt te Rotterdam gewoond, maar ook daarvoor was hij al in Rotterdam actief getuige de leer-werkplek die hij regelt voor zoon Bernard te Rotterdam in 1714 (zie notities bij zoon Bernardus). Op 23-12-1723 is er een erfkwestie tussen Hillegond van der Bergh inzake de nalatenschap van haar moeder Annetje Teunis van der Hoeff. Uit de stukken blijkt dat Hillegond en Jan Smelt dan aan de Koestraat in Rotterdam wonen (bij het Haringvliet).
De Ed. Jan Smelt koopman te Deventer koopt op 16-02-1725 te Vriezenveen grond en erf voor 250 car guldens en 10 stuivers van Jan Bulligien en diens 3 onmondige kinderen: Hermijntjen, Gerrit en Henrikien (Archief Schoutambt Vriezenveen inv. nr. 2674).
In het kohier van de 1.000e penning van 1734 is het vermogen van Jan wel enigszins geslonken naar 2.500 gulden, maar nog steeds groot van omvang voor Vriezenveense begrippen. In 1739 is het vermogen uitgedund tot 500 gulden. Maar in dat jaar moet Jan al zijn overleden aangezien hij in het hoofdgeldkohier van 1737 voor het laatst staat vermeld. Toch komt zijn naam later nog steeds voor in andere belastingkohieren. Aangezien de hoofdgeldbelasting een belasting op de persoon is, moet Jan Smelt zeker in Vriezenveen hebben gewoond.
Mogelijk dat Jan Smelt, na in Deventer en Rotterdam gewoond te hebben, op zijn oude dag weer naar Vriezenveen is teruggekeerd. Hij komt niet voor in het hoofdgeldkohier van 1724, maar wordt wel vermeld in de hoofdgeldkohieren van 1734-1737 en moet in de buurt van het Oosteinde nummer 101 hebben gewoond, dicht bij zijn halfbroer Albert Roelofs Smelt die op nummer 101 woonde.
In het boterpachtregister van 1696 staat hij (Jan Smelt) vermeld met landerijen aan het Westeinde (in de buurt van het Midden). Het gaat hier om ongeveer 3 akkers. In dat jaar staat in het boterpachtregister vermeld dat hij een deel van de boterpacht van zijn vader betaald, 2 ponden boter. Bij Roelof Jansen Smelt staat dat Jan Smelt (zijn zoon dus) 2 ponden boter betaald.
In later jaren staat Jan [Roelofs] Smelt vermeld in het boterpachtregister aan het Oosteinde vermeld, in de buurt van nummer 115. In het boterpachtregister van 1733 staat Jan Smelt nog steeds vermeld, echter toen waren de registers verre van actueel. Na 1735 is dit erf op het Oosteinde verdwenen. Het feit dat Jan Smelt in Deventer en Rotterdam woonde weerhield hem er niet van z’n bezittingen in Vriezenveen aan te houden of zelfs uit te breiden, gezien de aankoop in 1718 van land in Wierden. Opvallend bij die koop is dat het wel een koop betrof van de burgemeester van Deventer. dat zal geen toeval zijn geweest.
In 1750 is alle grondbezit van Jan Smelt volgens het verpondingskohier overgegaan op de naam van zoon Bernard Smelt (niets van de boedel komt dus bij Hendrikje Smelt en Jan Berkhof terecht!) en in 1764 naar diens nicht Aleijda Smelt (evenals Bernard woonachtig te Deventer); in 1768 staat alles in het verpondingsregister weer [abuisievelijk of worden de erven bedoeld?] op de naam van Bern: Smelt, die reeds in 1758 was overleden. | Notities geboorte | zie voor link met de moeder, notities bij de moeder. | Notities overlijden | nog genoemd in het hoofdgeldkohier van 1736. Werd toen voor 1 persoon aangeslagen voor een bedrag van 0,50 cent. In het hoofdgeldkohier van 1737 staat de naam van Jan Smelt nog wel vermeld, echter alle gegevens staan op nul. 0 personen en 0 verschuldigdheid. Jan zal toen al zijn overleden. In 1738 komt zijn naam in het hoofdgeldkohier niet meer voor. Toch staat zijn naam nog wel vermeld in andere belastingkohieren na 1739, mogelijk betreft het hier vermogen van een deels onverdeelde boedel. |
|