Notities persoon | smid en olieslager van beroep ook als linnenkoopman actief. Als zodanig opereerde hij in 1722 samen met Jan Hendriks Boer, was actief in Amsterdam en Oost-Friesland (HAA inv. nr. 2959, foto 298). Trouwt op het erf Westeinde 96 (huidige nummering) in, dat afkomstig was van de eerste echtgenoot van Frerickjen Jonker. (Zie Ken uw dorp en heb het lief, blz.183). Was zelf afkomstig van het Oosteinde 151 of daaromtrent (huidige nummering). Volgens informatie uit het archief schoutambt Vriezenveen inv. nr. 23 legde Jan Cruis beslag op de penningen die Jan Bourman tegoed had van Engbert Jansen Smit in verband met door Jan Cruis aan Jan Bourman geleverde, maar door laatsgenoemde niet betaalde tuinzaden (hofsadinge). Het lijkt erop dat Jan Cruis (vermoedelijk Berkhof), Jan Bourman en Engbert Jansen Smit wellicht samen handelden en over en weer schulden aan elkaar hadden.
Engbert Smit wordt in het kohier van de 1.000e penning van 1751 genoemd met een vermogen van 1300 gulden. In 1758 wordt zoon Berent Engb. Smit vermeld met een geschat vermogen van 2702 gulden. Het vermogen in de familie is dus in korte tijd behoorlijk gegroeid.
In het hoofdgeldkohier van 1737 wordt hij aangeslagen voor 2 personen en moet 1 gulden betalen, daarmee ligt hij iets boven het gemiddelde van het Oosteinde (46 cent p.p.). Met de volkstelling van 1748 wordt de "wed. Egbert Smit" genoemd. De familie schijnt voldoende contanten te hebben gehad. Op 19-9-1731 lenen de Edele Egbert Olyslager en zijn vrouw Frerikien de som van 1.500 gulden aan Jan Vrylinck en Jenneken Giervelt te Wierden dit met als onderpand het erfe Vrylinck en verder alle aangekochte landerijen die Jan Vrylinck tegenwoordig bezit (Bron: RA Overijssel; Gericht Kedingen deel 3).
In 1733 zijn Willem Bramer en zijn vrouw betrokken bij een ruzie met Engbert Jansen Smit en zijn vrouw Frerikjen Jonker. De ruzie speelde zich af ’s-avonds 9 รก 10 uur na de begravenis van het kind van Berent Raphuijs en komende uit de kroeg van Willem Onweer, waar de begravenis had plaatsgevonden, kwamen Willem en zijn vrouw langs het huis van Engbert Jansen Smit alwaar de ruzie ontstond en Engbert tegen Willem had gezegd "Willem wat doet stu mij an dat ik so een questie of moeite moet hebben...". Willem trok de muts van het hoofd van de vrouw van Engbert Jansen Smit en sloeg haar dusdanig dat ze moord en brand schreeuwde waarop buurtbewoners vervolgens allemaal op af waren gekomen. De omwonenden troffen in het huis Willem Bramer aan en de meid van Engbert Jansen Smit die zich ook met de vechtpartij bemoeide evenals Hendrik Jansen Quant en zijn vrouw (Geesje Jonker) die slaags waren met Engbert Jansen Smit. Grietje ten Cate zou Willem Bramer uit het huis van Engbert Smit hebben getrokken (bron: breukregisters AHA inv. nr. 3241).
Op 27 oktober 1736 wordt Engbert Jansen Smit in het breukregister van de schout genoemd vanwege een ruzie met Jan Cluppels, waarbij rake klappen waren gevallen. Het gebeuren had plaats in het huis (de kroeg?) van Willem Onweer. (bron: AHA inv. nr. 3242).
Ook op 30 mei 1737 wordt Engbert Jansen Smit in het breukregister van de schout genoemd vanwege een ruzie met Nicolaas harwig, alias de Hanenweert, waarbij rake klappen waren gevallen. Het gebeuren had plaats in het huis van Berent Jansen Raphuijs. (bron: AHA inv. nr. 3242).
Op 5 augustus 1737 wordt Jan Bom geciteerd voor het gericht van Huize Almelo te verschijnen. Hij had voor en tijdens de preek, op zondag dus, turf vervoerd op een wagen, deze was als bootvracht aangeleverd door Engbert Janssen Smit, Jan Lucas Hols en Jannes Prinsen, die ook geciteerd werden vanwege hun werkzaamheden op de heilige zondag (bron: AHA inv. nr. 2937).
8-5-1745 compareert voor het schoutengericht Engbert Jansen Smit met de verklaring dat hij in 1744 in het huis van de weduwe Niklaas Harwig door Berent Freriks tot bloedens toe geslagen is, en verschillende wonden heeft opgelopen, waardoor hij voor dood op de grond lag, waarbij de Heer van Almelo zich genoodzaakt zag een chirurgijn te roepen. Engbert vraagt het gericht voor pijn en verzuim 12 gulden te verhalen op genoemde Berent Freriks. Daarnaast verzoekt hij schadeloosstelling van Berent Freriks voor gerichts en chirurgijnkosten. (bron: archief schoutambt Vr.veen inv. nr. 26 foto 262).
Op 17-3-1757 wordt in de archieven van Wierden genoemd Berend Smit Olyslager te Vriezenveen dit ivm met een eerdere lening van zijn vader Engebert Smit Olyslager (d.d. 19-6-1730) aan Gerrit Smit en Henrikjen Abrahams, die dan het hypothecaire onderpand (een dagwerk hooiland gelegen in de Haar marke onder Wierden) in eigendom verkrijgt. Kennelijk heeft de lener de schuld niet volledig afgelost. (Bron: RA Overijssel; Gericht Kedingen deel 8).
Nakomelingen van Engbert hebben de dubbele achternaam Olyslager Smit. |
|