De Onwjearsfamilie ofwel de geschiedenis van de Onweersboerderij

Inleiding

In dit artikel wordt nader ingegaan op de geschiedenis van 2 eeuwenoude boerenerven, welke aan het einde van het Oosteinde gelegen waren en die beide een relatie hebben met de familie Berkhof. Dat van de Onweers, op z'n Vriezenveens Onwjears, en dat van de Jan Butens. De onwjearsfamilie is inmiddels al weer zo'n 50 jaar van het oude adres verdwenen en zeer recent hebben ook de Jan Butens hun oude boerenwoning aan het Oosteinde verruild voor een moderne en grotere behuizing aan de Walstraat nummer 8. De oorsprong van beide boerenerven wordt blootgelegd en tal van wetenswaardigheden over hun bewoners komen in dit artikel aan bod.

De vrolijke stamvader van het Onweerserf Luicken Frericks

De stamvader van het Onweerserf, voorheen gelegen aan het Oosteinde 345, is met vrij grote zekerheid Luicken Frericks, die als eigenaar van het Onweerserf in de boterpachtregisters van o.a. 1632 en 1645 staat vermeld. Hij moet zo ongeveer tussen 1600 en 1660 hebben geleefd. Het erf was toen een 8-akkerstuk, dat wil zeggen 8 x 7 meter breed. Dat was een behoorlijke omvang, maar zeker niet ongebruikelijk voor die tijd. De versnippering tot smalle erfkavels door vererving is van later datum.

afbeelding 1: De Onweersboerderij in 1957. Foto: H.Berkhof Emmen

Luicken Frericks is in die tijd niet de bezitter van het erf, dat toen eigendom was van het klooster Sibculo.
Luicken Frericks moet een vrolijke man geweest zijn. In 1655 zat Luicken in de herberg van Jan Hendrix Spanier, kennelijk enigszins beschonken, naar hartelust luid te zingen. Dit onder het genot van een biertje en een pijp tabak. De waardin, die zich aan het luide gezang stoorde, verzocht hem naar huis te gaan en daar maar verder te zingen. Dit liep echter op een scheldpartij uit, met als gevolg een rechtzaak vanwege belediging en smaad, aanhangig gemaakt door de waard van de herberg Jan Hendrix Spanier. De naam Spanier was in het begin van de 17e eeuw trouwens een vaker voorkomende naam in Vriezenveen. Vaak worden leden van deze familie in de oude archiefstukken ook wel aangeduid met de naam van Spanien.
Luicken Frericks komt trouwens vaker in het breukenboek voor van Huize Almelo. In een breukenboek werden overtredingen en boetes bijgehouden. Soms wordt ook zijn alias vermeld, dat was "Swarte Frerick". Hij krijgt met enige regelmaat ruzie in of buiten de kroeg. Ik vermoed dat Luicken een drankprobleem heeft gehad.
Op 1 november 1644 hebben Luicken Frericks en Frerick Gerrits Buijter ruzie in het huis (kroeg?) van de koster, waarbij het mes getrokken wordt en Huls Maria aan haar hand gewond raakte. Beiden werden beboet: Luicken voor 7 goldguldens en Frerick voor 6 goldguldens.
Op 25 augustus 1659 wordt Berent Jansen Rappert beboet voor het slaan en het aan het haar trekken van Luicken Frericks. Dit kostte hem 3 oude schilden. Luicken Frericks, alias Swarte Luicken, trok het mes tegen Rappert. Het voorval speelde in de kroeg van Rappert. Dit kwam Swarte Luicken op een boete van 10 goldgulden te staan.
Op 28 november 1644 hebben de twee weer ruzie met elkaar. Het komt Luicken op een boete van 7 goldguldens te staan. Het is duidelijk dat Berent Jansen Rappert en Swarte Luijckas niet elkaars maatjes waren. (HAA inv. nr. 3245).
Mogelijk heeft het feit dat Luicken Frericks, zo vaak bij ruzies betrokken was en daarbij niet schuwde om het mes te trekken, te maken met de bijnaam Onweer die zijn nazaten dragen. Immers ook in onze tijd is de uitdrukking, "zijn gezicht staat op Onweer" een heel gebruikelijke. Luicken komt ook onder de alias Oostert in de oude bescheiden naar voren. Dit had te maken met zijn aandeel in landerijen gelegen op de Oosterhoeven. Eigenaren die daar land hadden, woonden alle op het uiterste Oosteinde en werden als groep ook wel de Oosternaars of Oosterhoevenaars aangeduid. Luicken moet ondanks zijn slechte reputatie toch een man van enig gezag zijn geweest, want hij trad een aantal keren op als gerichtsassesor, o.a. in 1644. Dat hield in dat hij bij gelegenheid optrad als bijzitter bij een rechtzaak.

Luicken komt ook in andere archiefstukken naar voren, maar dan in een heel andere rol. Hij is in 1649 namelijk borg voor zijn schoonzoon Berent Berentsen Berkhof, die voor 318 goltgulden een stuk land had gekocht uit de failliete boedel van de Vriezenvener Hermen Geerts Oostert of Kremer (bron: HAA inv. nr. 2857). Daarmee is de eerste relatie tussen de Onweersfamilie en de Berkhof's blootgelegd.

De oorsprong van de Onweersnaam


Na Luicken Frericks bewoont zijn zoon Jan Luicks (ca. 1630-ca. 1696) het Onweerserf en hoewel hij in de archiefstukken tot nu toe nog niet is aangetroffen met de familienaam Onweer, kan er toch wel van worden uitgegeaan dat hij de naam Onweer gedragen moet hebben, aangezien in elk geval 3 van zijn kinderen in diverse archiefstukken met de naam Onweer voorkomen, te weten Jan, Willem en Lucas. Het was Jan Luixcks zoon, Jan Jansen Onweer die in 1717 bij de publieke verkoop van de oude kloostergoederen door de Provinciale Staten van Overijssel het Onweerserf kocht, zodat het erf, dat voorheen gepacht werd, nu eigendom werd van de Onweersfamilie. Jan verkocht nog in datzelfde jaar de helft van het goed door aan zijn broer Lucas Jansen Onweer en beiden bleven op het oorspronkelijke Onweerserf wonen, waarbij Jan zich vestigde aan de zuidzijde van de dorpsstraat en Lucas aan de noordzijde.
De oudste vermelding van de Onweersnaam is te vinden in het boterpachtregister van Huize Almelo over het jaar 1696. Hierin staat Jan Jansen met de familienaam Onweer vermeld als eigenaar van een vierakkerstuk. Het zou best kunnen zijn dat de naam Onweer wel ouder is, maar dat is in elk geval in de archieven (tot nu toe) niet terug te vinden. Een kleinzoon van Jan Jansen Onweer, genaamd Jannes, zoon van Jans dochter Hendrikje Jansen Onweer, en in 1748 geboren op het zuidelijk van de dorpsstraat gelegen Onweerserf, noemt zich later Companje. Dit Onweerserf was gelegen op het Oosteinde 324. De familie Companje vind haar oorsprong dus ook op het Onweerserf; het zuidelijke gedeelte van het oospronkelijke erf wel te verstaan.

De Onweersboerderij als de grootste imkerij van Vriezenveen

Jans broer Lucas, die op het noordelijke Onweerserf woonde en waaraan de huisnaam Onweer tot in de 20e eeuw gekoppeld zou blijven, was in zijn dagen zo'n beetje de grootste imkerboer van Vriezenveen. Uit het register van belastingen van reliqua (belasting op schapen, varkens en bijenkorven) uit 1753 blijkt dat Lucas zich eigenaar kon noemen van 20 bijenkorven. De enige Vriezenvener die daar dat jaar nog een beetje in de buurt kwam was de Vriezenvener Jan Auken , die zijn boerenbedrijf aan het Westeinde had met 15 bijenkorven. In 1762 had Lucas het aantal bijenkorven zelfs uitgebreid tot 33. Het is zeer aannemelijk dat Lucas zoon Jasper de imkerij van zijn vader heeft voortgezet en zelfs uitgebreid. Uitgaande van het bedrag dat Jasper in 1765 aan reliquabelasting betaalde, te weten 3 gulden en 12 stuivers, zou het aantal bijenkorven zelfs 36 hebben kunnen bedragen, uitgaande van een basisbedrag van 2 stuivers per bijenkorf, dat in dat jaar per eenheid verschuldigd was. Hierbij is wel van de veronderstelling uitgegaan dat Jasper net zoals zijn vader alleen bijenkorven had en geen schapen of varkens, waar de belasting op de reliqua ook op zag. Jasper zou natuurlijk ook nog een varken of een aantal schapen gehad kunnen hebben. Qua belastingbedrag op de reliqua was Jasper in 1765 één van de grootbetalers van deze belasting. Alleen dokter "Dijderijk" en Berent Wippe betaalden in 1765 meer belasting op de reliqua, respectievelijk 4 gulden en 2 stuivers en 4 gulden en 8 stuivers. Dokter Diederik, die in de buurt van de kerk op het Midden woonde, had zich geheel op de imkerij toegelegd, met in 1762 maar liefst 38 bijenkorven, daarmee had hij de Onweersfamilie voorbijgestreefd. Berent Wippe, die evenals Jasper op het Oosteinde woonde, had zich zowel op de imkerij als de schapenteelt toegelegd.

De familienaam Jaspers Faijer doet z'n intrede op het Onweerserf

afbeelding 2: Albertus Jaspers Faijer 1827-1897.
Terug naar de vader van Jasper, Lucas Onweer. Ook hij had een connectie met de familie Berkhof. Zijn vrouw heette namelijk Fennigje Jaspers Berkhof. En het was hun kleinzoon Derk, zoon van hun zoon Jasper, die de familienaam Onweer vaarwel zei. Tijdens de Franse tijd (onder Napoleon) moest elke Nederlander een familienaam aannemen en daarbij nam Derk Jaspers Onweer de gelegenheid te baat zijn familienaam te veranderen in Jaspers Faijer. Jaspers naar zijn vader, immers Jasperszoon, en de naam Faijer werd ontleend aan zijn moeder Janna Derks Faijer en zijn eigen echtgenote, Aaltje Jansen die eveneens de familienaam Faijer droeg. Laatstgenoemde was de dochter van de Rusman Jannes Fayer die zich in 1749 in Sint Petersburg ophield als linnenkoopman. Met de aanname van de nieuwe familienaam Jaspers Fayer ging de naam Onweer voor Vriezenveen als familienaam verloren, maar was de naam Faijer van de ondergang gered. De familienaam Faijer leeft in onze tijd namelijk uitsluitend nog voort in de familienaam Jaspers Faijer, die dus afstamt van de Onweersfamilie. Als bijnaam bleef de familie op het boerenerf echter bekend onder de bijnaam "Onweer", zodat ook deze naam niet geheel verloren ging voor latere generaties.

    

  

De Berkhofs op het Onweerserf

Ook toen de Berkhofs inhuwden op het Onweerserf veranderde de bijnaam niet. Hendrikus Berkhof, die zich ook wel Berkhoff met dubbel f noemde, was afkomstig van het Jan Butenserf der Berkhoff's. Hij huwde in 1886 Johanna Jaspers Faijer van het Onweerserf, een goede partij voor Hendrikus, want de vader van Johanna, Albertus Jaspers Faijer was een gezien en welgesteld man. Zo had hij diverse bestuurlijke functies vervuld, waaronder die van wethouder. Ook had hij zijn grondeigendom uit kunnen breiden tot meer dan 40 hectare en werd daarom, evenals zijn vader Johannes Jaspers Faijer, ook wel grondeigenaar genoemd. In latere generaties dunde het grondbezit van de Onweersboerderij door de vele boedelscheidingen nogal uit en kreeg het een, voor Vriezenveense begrippen, meer gebruikelijke omvang. Rond 1890 brandde de oude Onweersboerderij af ten gevolge van een uit de hand gelopen paasvuur. Het dak zal ongetwijfeld een voor die tijd gebruikelijke rieten dakbedekking hebben gehad en zal een makkelijke prooi voor het vuur zijn geweest. Gelukkig was de boedel voor brand verzekerd en kon er snel worden overgegaan tot de herbouw van een nieuwe boerderij.

     

afbeelding 3: De familie Berkhof in 1916 gefotografeerd bij de Onweersboerderij.


De nakomelingen van het echtpaar Berkhof-Jaspers Faijer worden nog tot in onze tijd nog met de bijnaam Onweer aangesproken. De bijnaam is nu echter gekoppeld aan de boerderij met het adres Dalweg 20 te Westerhaar dat na de ruilverkaveling de nieuwe plek werd voor de Onweersboerderij. Hendrik Berkhof (1897-1967), beter bekend als Onwjears Hendrik, had zich hard gemaakt voor de ruilverkaveling, die de oplossing moest brengen van het probleem van de versnipperde onrendabele Vriezenveense landerijen. Hij was dan ook één van de eersten, die zijn oude bedrijf op de dorpsstraat Oosteinde vaarwel zij en zich vestigde aan de eerste weg die in het ruilverkavelingsgebied werd aangelegd, de Dalweg. Zijn boerenbedrijf diende vele jaren als voorbeeldbedrijf van het Landbouwconsulentschap Overijssel, aldus een krantenartikel naar aanleiding van het overlijden van Hendrik.

afbeelding 4: De Bentheimer voedertrog van de Onweersboerderij. Foto: H.Berkhof Amsterdam, 2005
Helaas is de oude Onweersboerderij nog slechts als restant zichtbaar in de huidige muren van de schuur achter het huidige burgerwoonhuis van de familie Nijkamp dat voor de oude boerderij geplaatst werd. De oude houten hooischuur achter de schuur is recentelijk afgebroken, zodat ook de laatste stukjes van de oude Onweersboerderij inmiddels zijn verdwenen. Slechts een oude molensteen en een oude Bentheimer voederbak, die de huidige bewoners van het erf, de familie Nijkamp, op het Onweerserf hebben opgegraven, herinneren nog aan de oude Onweersboerderij van weleer. Zij staan met trots uitgestald naast de huidige nieuwe burgerwoning.

    

Professor Berkhof

De bekendste afstammeling van de Onwjears Berkhof's is wel de in 1995 overleden professor Hendrikus Berkhof geweest. Hij was geboren in het Gelderse Land van Maas en Waal als zoon van de onderwijzer Albertus Berkhof, en Adriana Jacoba Los. Hendrikus Berkhof groeide op in Amsterdam, waar zijn vader als hoofdonderwijzer werkzaam was in Amsterdam-Noord bij de Vrije Christelijke School. Hij schreef een beroemd geworden overzichtswerk van de kerkgeschiedenis:Geschiedenis der kerk (1942). Als hoogleraar in de theologie aan de theologische faculteit van Leiden verwierf hij grote bekendheid in binnen- en buitenland. Van 1954 tot 1975 was hij voorzitter van de Wereldraad van Kerken. En als voorzitter van de Nederlandse Raad van Kerken had hij uitgesproken standpunten inzake nucleaire wapens en gelijke vrouwenrechten. Velen van de meer behoudende orthodoxe kringen van de Hervormde Kerk hekelden zijn politieke standpunten als theoloog omdat politiek volgens hen nu eenmaal niet met de kerk samenging, zij hadden dan ook problemen met zijn voorzitterschap. Daarentegen kreeg hij juist, vanwege zijn uitgesproken standpunten, veel bijval van anderen die zijn standpunten wel deelden. Ook bij de Koninklijke familie genoot hij veel respect, zo doopte hij de prinsjes Constatijn en Bernard en trouwde hij Prinses Margriet en Pieter van Vollenhoven.


afbeelding 5: Professor Berkhof in Vriezenveen, 1953.
De uitgesproken politieke commentaren van Berkhof kwamen al zeer uitgesproken tot uiting voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog. Zo moest hij zijn theologische studie in de dertiger jaren in Berlijn afbreken omdat hij vanwege opruiende anti-nazi activiteiten door de gestapo werd gezocht. Hij had nauwe banden met de zogenaamde Bekennender Kirche, een stroming binnen de Evangelische Kerk in Duitsland die als één van de weinigen openlijk protesteerden tegen het nazi-regime en waarvan één van de belangrijkste en bekende woordvoerders Bonhoeffer door de nazi's werd geexecuteerd. Ook in Nederland had de predikant Berkhof, welhaast vanzelfsprekend, connecties met het verzet tegen de Duitse bezetter. De Wikipedia-encyclopedie op het internet vermeld hiervan het volgende:

Op 21 oktober 1940 werd hij gevangen genomen door de Sicherheitsdienst omdat hij in een preek, op 6 oktober 1940 in de Hervormde kerk van Ommen, over Mattheus 10 vers 162 onwelgevallige dingen jegens de Duitse bezetter had gezegd. De boodschap van de preek werd door een NSB-er uit Ommen aan de Duitsers doorgebriefd. Berkhof werd opgesloten in een politiecel in Enschede. Enkele maanden heeft hij hier gevangen gezeten. In deze gevangenschap kon hij zijn boek over de kerkgeschiedenis voltooien. Tijdens zijn gevangenschap in de politiecel te Enschede overleed zijn grootmoeder. Haar begrafenis heeft hij onder geleide van twee poiltierechercheurs gewoon te Vriezenveen kunnen bijwonen. In de loop van 1941 zou hij worden overgebracht naar het Oranjehotel in Scheveningen. Onderweg verongelukte de auto waar Berkhof in werd vervoerd, ergens in de buurt van Hoevelaken. Als door een wonder werd hij gespaard. Naar hij later in de familiekring getuigde heeft hij daar bij Hoevelaken een engel gezien die hem op zijn pad droeg(3). Berkhof kwam in Zwolle in het ziekenhuis terecht. Uiteindelijk werd hij op 9 juni 1941 vrijgesproken door het Landesgericht in Zwolle. Berkhof was echter niet van zins om in woord en daad een toontje lager te zingen. Na zijn vrijlating bleef hij waarschuwen tegen het gevaar van het fascisme. In de periode 1942-1943 moest hij onderduiken. Tijdens deze periode schreef hij de studie De Kerk en de Keizer, die na de oorlog uitkwam (eerste uitgave 1946). In de oorlog heeft professor Berkhof een aantal keren onaangekondigd in de Hervormde Kerk van Vriezenveen gepreekt.


Het is trouwens opmerkelijk dat twee achterkleinkinderen van Albertus Jasper Fayer het tot hoogleraar schopten. Beide dochters van Albertus brachten een professor voort. Naast Hendrikus Berkhof, die een kleinzoon van Johanna Jaspers Faijer en Hendrikus Berkhof was, is daar ook nog de kleinzoon van Gerritdina Jaspers Faijer en de textielfabrikant Johannes Hospers die zich professor mocht noemen. Johannes Hendrik Hospers werd geboren op 5-2-1921 te Eindhoven als zoon van een textielfabrikant. Hij was hoogleraar Semitische Talen en Letterkunde en Archeologie van het Nabije Oosten te Groningen, waar hij op 3 mei 1993 overleed. De beide hoogleraren hadden in hun vakgebied ook nog eens raakvlakken en waren dus achterneven van elkaar, verbonden door de "Onwjears"-familieband.

Voor dit artikel heb ik gebruik gemaakt van:
- het internet stamboombestand van Vriezenveense families van André Idzinga
- het boek "Ken uw dorp en heb het lief" met de verzamelde artikelen van de Vriezenveense dorpshistoricus Herman Jansen
- mondelinge informatie van levende, dan wel reeds overleden personen, meestal familieleden (in het bijzonder mijn oom H. Berkhof uit Emmen) en
- eigen archiefonderzoek
 

een algemene introductie en persoonlijk voorwoord         

meer over de geschiedenis van de Janbutensboerderij    

© Erik Berkhof, Amsterdam 2007

Last updated 27.10.2013