Notities persoon | Vanaf 1645 staan, in plaats van alleen Berent Berckhoff, opeens 2 namen nl. Hendrick en Berendt Berckhof, in het boterpachtregister, die als eerste boterpachtplichtigen van het Oosteinde worden genoemd, Het erf is dan gesplitst. De boterpacht is gehalveerd. De aanvankelijke 10 akkers zijn opgesplitst in 2 vijfakkerstukken. Beiden hebben hun erf aan de noordkant van de dorpsstraat Oosteinde 393 (huidige nummering) en Berent Berentsen Oosteinde (407 huidige nummering) later bekend als het Feyerserf. Dit valt af te leiden uit de gegevens van het boek Ken uw dorp en heb het lief (blz. 155-157) in combinatie met de gegevens van de boterpachtregisters.
Berent wordt tot en met 1671 in de boterpachtregisters genoemd, meestal als Berckhof, maar ook onder de naamvarianten Berrickhoff, Berckhoff en Barckhoff dan wel Barckhoof. In 1678 staat zijn zoon Harmen Barckhof vermeld.
Berent is in 1649 koper bij een openbare verkoop van landerijen van de desolate boedel van wijlen Hermen Geerts ook wel Oostert of Kremer genoemd. (Archief Huize Almelo inv. nr. 2857). Bij de verkoop van de landerijen is Berent Berentsen Berrichof hoogste bieder van een stuk land voor de som van 318 goltgulden, daarbij gaf hij als borg op de vader van zijn vrouw te weten Luicken Frerix. Naast bieder was berent ook schuldeiser van de desolate boedel, dit blijkt uit kanttekeningen in het dossier gedateerd 21-1-1654. Hoeveel Berent aan geld uit had staan bij Hermen Geerts Kremer of Oostert wordt niet duidelijk uit de stukken. Diverse andere Vriezenveners worden als schuldeiser genoemd, waaronder Jan Jansen Wichers, Hendrick Hendricks Bruineman, Jan Berents Kuijper Jungste en ook de schout Frerick Egberts.
Op 28-4-1645 lenen Berent Berentsen Berkhoff en Jenneken zijn huisvrouw aan Johan Berentsen Swissen en Anneken zijn huisvrouw de somma van "hondert daller ad 30 stûver"onder hypotheek van huis en hof . Bij deze acte staat aangetekend dat op 30-4-1677 Hermen Berents Berchoff erfgenaam van zijn vader Berent Berents Berchoff compareert en dat voornoemd bedrag door Berent Hondebeeck is afgelost, betaald en voldaan (Bron: Rechtsprotocollen Stad Almelo).
Berent is op 21-1-1654 één van de schuldeisers van de erfgenamen van Harmen Geerts Kramer of Cremer (Archief Huize Almelo inv. nr. 2957).
Op 14-2-1668 is hij samen met een groot aantal Oosteinders getuige in een onderzoek, waarbij alle getuigen, ook nog eens verdachte zijn. Er was geknoeid met de turf, die voor de Heer van Almelo was bestemd, er was onder de turf vuiligheid gestopt, zodat het leek alsof het allemaal goede turf was. Ook broer Hendrick treedt in dit onderzoek als getuige op. (Archief Huize Almelo inv. nr. 2932).
(copyright Erik Berkhof, Onweersberkhof.com) | Notities geboorte | als getuige in een proces op 14-2-1668 (Archief Huize Almelo inv. nr. 2932) verklaart hij omtrent 50 jaar oud te zijn. Dus moet hij ca. 1618 zijn geboren. Echter ook als getuige in een proces in 1653 genoemd inzake een belastinggeschil over de verpachting van het geslacht (Archief Huize Almelo inv. nr. 3224) , dan is Berent "omtrent 34 jaeren", dat zou inhouden dat hij rond 1619 geboren zou moeten zijn. |
|